De Akkerdistel hoort thuis in het geslacht Cirsium, dat samen met nog drie andere geslachten de geslachtengroep Distel vormt als onderdeel van de Composietenfamilie.
Bloei
Vanaf juni zijn de bloemhoofdjes van de zo gehate Akkerdistel weer present. De Spaanse ruiter is een maandje later.
Leefplek
Zonnige goed doorluchte voedselrijke bodem met een redelijk vochtgehalte is favoriet bij de Akkerdistel. Maar ook op andere bodems kan deze onuitroeibare wel aarden. Zelfs in aanspoelingsgordels en als pionier bij landaanwinning.
De Spaanse ruiter is een bedreigde en verdwijnende soort omdat deze distel alleen maar op nat blauwgrasland in veenmoeras voorkomt.
Areaal
Eurazië en kosmopoliet. De Spaanse ruiter voornamelijk in Atlantisch gebied.
Naam
Het woord “Distel” staat gelijk met “stekel”. De voorkeur voor de Akker is verwoord in het “arvense”. De naam “Cirsium” is al in oude tijden in gebruik om een distel aan te duiden. Het “dissectum” voor de Spaanse ruiter is wat vreemd omdat bij deze distel het blad nu net niet “diep ingesneden” is. De distelbloem werd aan het einde van de 80-jarige oorlog vergeleken met de afgeknipte staart van de paarden van vluchtende Spaanse ruiters.
Kenmerk
In de stekelige groep van de Distels is er het geslacht Cirsium oftewel “Vederdistel” dat gekenmerkt wordt door geveerd vruchtpluis. Dit in tegenstelling tot de andere 3 distelsoorten waar het vruchtpluis enkelvoudig is. Het zijn middelhoge overblijvende planten met wortelstok.
Bij de Akkerdistel zijn de bladen behoorlijk van stekels voorzien. Toch is de stengel stekelvrij omdat de bladeren niet in de stengels aflopen.
Er zijn meerdere vrij kleine lila of lichtpurper bloemhoofdjes (10-15 mm) op vrij lange bloemstengels. Akkerdistel is tweehuizig. Rijke drachtplant met nectar en stuifmeel.
Zelfs kleine stukjes van de zeer broze diep reikende wortelstokken zorgen steeds voor nieuwe planten.
Bij de Spaanse ruiter is alleen de rand van het lancetvormige blad voorzien van een lichte zachte stekelrij of soms wat dieper ingesneden. Er is weinig blad. De hele plant is grijsgroen spinragachtig behaard. De bloemstengel draagt één enkel purperrood bloemhoofdje (25-30 mm) in een nauw sluitend omwindsel en hangt dikwijls na de bloei wat omlaag.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen