Er bestaan zeker 25 typen N. Amerikaanse eiken, waarvoor op verschillende gronden indelingen worden gemaakt o.a. als groenblijvende en bladverliezende. De Amerikaanse Eik en de Moeraseik zijn forse bomen met gladde grijze schors. Ze behoren tot de Napjesdragersfamilie en zijn de soorten die ook in ons land voorkomen.
Bloei
Eind mei bloeiend na de Inlandse eiken. De bloeiwijze is gelijksoortig.
Leefplek
Stellen minder eisen aan de bodemgesteldheid en de lichthoeveelheid dan de Inlandse eiken.
Areaal
Uit het oosten van N. Amerika afkomstig en sedert de 19e eeuw in ons land. De Amerikaanse Eik is veel uitgezaaid. De Moeraseik is vooral als sierboom aangeplant.
Naam
De Nederlandse namen zijn duidelijk. De Latijnse toevoeging “rubra” heeft betrekking op de aantrekkelijke rode bladverkleuring in de herfst. “Palustris” duidt inderdaad “uit het moeras” aan.
Kenmerk
In de jeugd groeit de Amerikaanse eik sneller dan de Inlandse eik en omdat de wensen van de boom inzake grond en licht minder hoog gesteld zijn neigt deze import tot overheersen. Hij wordt tegenwoordig daarom dikwijls in natuurgebieden bestreden.
Het hout is van mindere kwaliteit en de eikels worden niet erg graag door het wild gegeten. Ze zijn harder, dikker en ronder en dragen een scherp puntje. De eikels zijn pas na 2 jaar rijp en zitten in een ondiepe en kortgesteelde nap.
De bladeren zijn groot, diep ingesneden en scherp gepunt en bij de Moeraseik is dat nog veel meer uitgesproken. Het vele blad verteert matig en verhindert ondergroei.
De stam blijft lang glad en de takken zijn niet warrig en kronkelig en vormen een brede kroon. Bij de Moeraseik zijn de onderste takken min of meer neerbuigend of horizontaal.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen