Moerasbasterdwederik – Epilobium palustre; Lancetbladige basterdwederik – Epilobium lanceolatum; Bergbasterdwederik – Epilobium montanum; Bleke basterdwederik – Epilobium roseum; Beklierde basterdwederik – Epilobium ciliatum en Kantige basterdwederik – Epilobium tetragonum. Al deze varianten van het geslacht Epilobium – en nog meer – maken deel uit van de Teunisbloemfamilie. De stengel is rolrond bij de Moeras, Lancetbladige en Berg uitvoering. Een kantige stengel met lijsten is bij de andere soorten aanwezig. Het geslacht Epilobium is nauw verwant aan het geslacht Chamerion (Wilgenroosje) dat verspreid blad en teruggekromde stempels heeft.
Bloei
De bloei komt bij alle soorten in de zomer langdurig voor.
Leefplek
Iedere variant heeft eigen voorkeuren voor groeiplaatsen. Alle hebben enig, minder of meer vochtige leefomstandigheden nodig.
Areaal
Kosmopolitisch optreden geldt voor alle.
Naam
Enige gelijkenis van het blad met dat van de Wilg (middeleeuws ‘Wede’) leverde zo de naam Basterd-Wederik op. De Engelse naam “Willowherb” spreekt voor zich. Er is geen verband met het geslacht Wederik dat tot de Sleutelbloemfamilie gerekend wordt.
De bloempjes zitten “op” (“epi”) een lang peulachtig vruchtbeginsel (“lobos” = “peul”). Verlatijnst wordt dat dus “epilobium” voor (bloem) “op de peul”. Bij het Harig Wilgenroosje is dat duidelijker dan bij de Basterdwederiken.
De soortnamen hebben betrekking op de favoriete groeiplaatsen Moeras en Berg terwijl daarnaast het bladuiterlijk als Lancet of Speer en de stengel met Klierharen of Vierkante steel naamgevend zijn. De Bleke blijkt toch ook iets Roze te kunnen zijn.
Kenmerk
Met een wortelrozet brengen deze overblijvende planten de wintertijd door. In het voorjaar kan dan de nieuwe plant snel uitgroeien met een ronde of kantige stengel. Hogerop vertakt de stengel zich. Meest speervormig – of smaller – blad (al naar de soort) staat tegenover elkaar.
In de bladoksels komen de bloeistengeltjes met daarop de lange vierkantige duidelijk onderstandige vruchtbeginsels met op de top een kleine roze/witte bloem. De stempel is vierlobbig. Er zijn vier kleine kelkblaadjes in stervorm. De vier kroonblaadjes zijn aan de rand in het midden iets ingesneden en daardoor wat hartvormig.
Na rijping openen de vier vruchtbladen en krullen naar buiten om. De zaadjes komen met een harige dos tevoorschijn om door de wind afgevoerd te kunnen worden.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen