dn nieuwe hof kop 202310

Beuk – Fagus sylvatica

De Beuk is samen met de Tamme Kastanje en de Eiken vereend in de Napjesdragersfamilie.

Beuk - Fagus sylvatica 4op3

Bloei

Slechts eens per 5-8 jaar is er bloei in mei en volgt een goed beukennootjesjaar (mastjaar). Pas na het vijftigste jaar is er een goede vruchtzetting. Manlijke bolvormige stuifmeelkatjes hangen aan zijdebehaarde steeltjes. De vrouwelijke bloei staat op een dik steeltje bijna aan het einde van de twijg en heeft twee (of meer) bloemen in een vierdelig stekelig napje. Na rijping verhout het stekelige napje met daarin gewoonlijk twee driekantige wat gevleugelde nootjes.

Leefplek

Schaduwboom van alle oudere en voedselrijkere gronden. Vooral in heuvelland komen beukenbossen voor (vandaar “sylvatica”).

Areaal

W. en M. Europa. Graag kalkhoudende grond. Veel aangeplant in bos en als laanboom langs wegen en op landgoederen.
Tot de natuurlijke varianten kunnen Bruine Beuk en Treurbeuk gerekend worden.

Naam

“Beuk” en “Boek” zijn één en hetzelfde woord. Uit hard beukenhout werden de eerste drukletters (Duits: ”Buchstaben”) gesneden.
Veel plaatsnamen zoals Boxtel, Bokhoven en Boekel zijn aan de beuk ontleend.
“Fagus” is afkomstig van het Griekse “Phagein” dat “eten” betekent vanwege de zaden, ondanks hun door blauwzuur iets giftige notenolie.

Beuk - Fagus sylvatica tekeningKenmerk

Bloei en bladvorming vinden tegelijk plaats. Glad blad met wat gegolfde en eerst nog behaarde rand heeft duidelijke evenwijdige nerven. Eirond en gepunt en kort van steel. Van licht- naar donkergroen en in de herfst geelbruin kleurend blijft het in de winter vaak lang zitten. Vooral in beukenhagen en aan jonge bomen. De spitse bruine gladde knoppen zitten afstaand aan de twijgen. De bladeren overdekken elkaar weinig. Een gesloten bladerdek vormend als paraplu tegen regen. De buitenste lichtbladeren zijn dikker. Het wortelstelsel ligt oppervlakkig uitgespreid. Onder beuken is ten gevolge van de schaduw nauwelijks ondergroei. Alleen vroege voorjaarsbloeiers hebben een kans. Ook de vaak talrijke kiemplantjes met de twee opvallende niervormige kiembladen komen later dikwijls om.
Verspreiding van de nootjes geschiedt door dieren (gaai, muis, eekhoorn). De beuk was dan ook zo’n 5000 jaar geleden pas terug na de IJstijd.
De dunne schors is zeer licht- en warmtegevoelig. Het cambium groeit aan de zonkant al vroeg in het voorjaar en kan door nachtvorst scheuren. Dan volgt aantasting door zwammen. Een dode beuk in een rij heeft als domino-effect de dood van de naaste bomen tot gevolg.
Beuken kunnen behoorlijk oud worden (100-300 jaar) maar sneuvelen vaak eerder.
Het splintervrije beukenhout is vrij hard en egaal en in gebruik voor kasten, vloeren, kinderspeelgoed en schoolmeubelen. Goed brandhout.

Meer foto’s in foto-album

Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen