Bevertjes behoort vast en zeker tot de Grassenfamilie en daarin tot de het kleine geslacht Trilgras.
Bloei
Deze grassoort is een echte voorzomerbloeier.
Leefplek
Op zuurstofrijke grasbodems bij bron en beek. Maar ook op drogere grond van bloemrijke graslanden. Graag op mineraalrijke overgangszones langs de rivieren en op al dan niet kalkrijke hellingen. Meest in de volle zon maar verdraagt ook schaduw in bos (Savelsbos in Z. Limburg). In het binnenduin in grazige valleien.
Areaal
Verspreide gebieden van Europa en W. Azië. Ondanks verspreiding door de mens over de wereldbol toch sterk achteruitgaand.
Naam
De naam “Bevertjes” is zeer toepasselijk gezien de voortdurend in de wind “bevende” bloeiaren. Ook de oude naam “Trilgras” wijst hierheen. Er is ook nog een “Groot Trilgras” en zelfs een “Klein”. De soortnaam “media” (=”middelste”) duidt al in die richting.
De toepasselijke Latijnse naam “Briza” is afgeleid van het oud-Griekse “brizó” hetgeen “knikkebollen, slaperig zijn” betekent.
Kenmerk
De middelhoge kale bloeistengels komen voort uit kleine graspollen met blauwachtige vrij korte bladeren met gesloten bladschede.
De piramidevormige bloempluim draagt wat gegolfde afstaande stijve aartjesstelen. Alleen het uiteinde hangt en is beweeglijk. Hieraan hangen de hartvormige afgeplatte aartjes (4-7 mm).
Deze als klokjes in de wind bungelende en ratelende geelgroene of paarse zilverachtige bloeiwijzen bestaan elk uit vier of meer bloempjes. In onrijpe toestand is het aartje zebra-gestreept. In bloeiende vorm hangen er lange meeldraden uit met grote gele helmknoppen.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen