Boterbloemen horen bij de Ranonkelfamilie.
Bloei
Al vanaf mei en in de zomertijd worden bloemen gevormd.
Leefplek
Moeras en vochtige laagten. Oeverplant op voedselrijke moddergrond bij sloot en plas.
Areaal
Noordelijk halfrond gematigde zone.
Naam
De geslachts- en familienaam “Ranonkel” (=”ranunculus”) is een verkleinwoord van het Latijn “rana” dat “kikker” betekent. Al bij de oude Grieken was het geslacht bekend onder de naam “Batrachion” hetgeen “kikkertje” betekent. De oorzaak van deze naamgeving ligt in het gebruik van de planten voor het bereiden van een “kikvorsgroene” verfstof voor kleding.
De Boterbloemen hebben hun naam gekregen door hun meestal botergele bloemen. De “Blaartrekkende” is de meest vergiftige onder de familieleden. Het sap kan op de huid van de mens blaren veroorzaken of “trekken”. Zodoende werd de plant als “schadelijk” (=”sceleratus”) betiteld.
Kenmerk
Matig hoge éénjarige sappige planten met dikke holle stengels. Het wat vlezige blad is diep ingesneden en daardoor handvormig. Glanzige wortelbladeren zijn driedelig. De bovenste stengelbladen zijn langwerpig met slechts kleine insnijdingen. De bloemen met hun lichtgele bloemblaadjes zijn maar klein (tot 1 cm) en staan in vertakte kluwens. De bloembodem is wat knotsvormig. De stampers vormen tezamen een boven de meeldraden uitstekende groene kegel die na de bloei nog uitgroeit. Er worden veel zaden gevormd die in de herfst al kiemen en winterrozetten opleveren.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen