De Smele soorten behoren tot de Pluimgrassen binnen de Grassenfamilie.
Bloei
Smele is een echte zomerbloeier.
Leefplek
Zandgrond van droge open heide en kapvlakten en ook in loof- en naaldhout bosgebieden. Voedselarme zure kalkarme losse humusrijke bodem. Stikstof aanvoer door de lucht bevordert de groei sterk en leidt tot vergrassing van heidevelden.
De Ruwe houdt van moerassig grasland en vochtig bos.
Areaal
Atlantisch gematigde zone.
Naam
Vooral op verlaten en vaak verbrande akkertjes, die “smele” genoemd werden, gedijde dit gras. De Franse geleerde Deschamps (=van de Velden) werd in het geslacht vernoemd. Vooral in het bovenste gedeelte van de tengere halm komen veel kronkels voor en dat heeft tot de toevoeging “flexuosa” geleid bij de “Bochtige”.
De “Ruwe” kent 4-7 ribben in het blad. Ribben en bladranden zitten vol stekeltjes (kiezelzuur) zodat het blad ruw aanvoelt en men zich er gemakkelijk aan snijdt. Vee mijdt het. De plant vormt flinke zoden (“caespes”) hetgeen in “cespitosa” is verwoord.
Kenmerk
De losse zoden van de Bochtige Smele vormen opstijgende halmen met opgerolde vettig aanvoelende geelgroene bladeren. De grijsgroene grondbladeren zijn vaak overhangend. De gladde stengels zijn wat glanzend en dragen iets overhangende zilverwitte pluimen. Voor de bloei openen deze zich losjes met afstaande sterk gekronkelde zijasjes met alleen aan het einde 2-bloemige eironde aartjes. De twee bloempjes zitten zeer dicht op elkaar. Per bloempje steekt een kafnaald ver buiten de kelkkafjes uit. Op zonnige terreinen worden de halmen na de bloei vaak wijnrood gekleurd. De graszoden zelf blijven in de bossen het hele jaar door een groen tapijt vormen.
De dichte zoden van de Ruwe Smele dragen vlakke scherpe grasgroene bladeren. De zijasjes staan in de lange glanzende piramidale pluimen wijd af. De halmen zijn lang.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen