De Boekweit is lid van de Duizendknoopfamilie.
Bloei
De bloei van deze éénjarige planten vindt in de volle zomer plaats.
Leefplek
Een oud akkergewas dat bij transport ook elders is beland. Het werd vroeger – 17e, 18e en 19e eeuw – veel verbouwd op veengebieden na afbranden daarvan (5 jaar teelt en dan 20 jaar braak). Ook de arme zandgronden leverden vaak boekweit als voedingsmiddel en varkensvoer. Nu meest op bewerkte grond ruderaal en in bermen. Als drachtplant nog wel gezaaid en tevens voor verkrijgen van glutenvrij meel.
Areaal
De herkomst van dit voedselgewas is duidelijk uit M. Azië en Mongolië.
Naam
”Boek” vanwege de driekantige nootjes net als die van de “Beuk”. Tarwe heet ook wel “Weit”. De vruchtjes worden al sinds mensenheugenis tot meel vermalen. Nog dient het meel voor bereiding van de goede pannekoek, balkenbrij en zelfs nog pap. Alternatief goed glutenvrij voedingsmiddel. Ook als vogelvoer gewild.
“Fagus” betekent “Beuk” en “pyros” is “tarwe”. En het geheel is “eetbaar” oftewel “esculentum”.
Kenmerk
De knopige, holle, gladde wat rossige stengels vertakken zich enkele malen. Ze dragen hartvormige en toegespitste bladeren. De bladvorm lijkt op die van de Heggenduizendknoop en Zwaluwtong. De plant reikt op arme grond tot circa 50 cm. Er is een flinke penwortel.
In de bladoksels groeien bloemstengels met meestal witte of roze soms rode losse en wat vertakte bloempluimen. De bloemen bestaan slechts uit een bloemdek met een vruchtbeginsel centraal.
De geurende bloemen leveren veel nectar. De teelt is erg vorstgevoelig.
Er was ook als zaadverontreiniging een Franse variant Fagopyrum tataricum met groenwitte bloemen en op de ribben getande nootjes. Bergachtig Centraal Azië is herkomst gebied.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen