Ook de Bosbraam (Gewone Braam) maakt deel uit van de Rozenfamilie. Er is als gevolg van bastaardering een veelheid van ondersoorten ontstaan met al dan niet specifieke groeiplaatsen.
Bloei
De bloeitijd strekt zich vanaf mei over een lange periode uit. Er is geen normale bevruchting. Wel is bestuiving noodzakelijk maar de vruchtzetting vindt meestal door onvolledige apomixis via de vrouwelijke lijn plaats (kloon-vorming).
Leefplek
Op vele speciale groeiplaatsen komen specifieke vormen voor. Op zure, lemige, zandige bodem van bossen en hagen, op verstoorde bodem van oude akkers en kapvlakten gedijt de Gewone (Bos)braam. De nauw verwante Koebraam houdt het op weideranden, hagen en wallen met liefst kalk- en stikstofhoudende grond. De Dauwbraam zoekt basische stikstofrijke bodems van de duinen, rivierdalen en vloeivelden met populieren. Lange tijd in wallen en afscheidingen als veekering gebruikt.
Areaal
Europa en de rest van de wereld.
Naam
De naam “Braam” is evenals de naam “Brem” en “Fram” (Framboos) van origine in gebruik voor “Stekel” (ook “Braam” aan een mes of ander scherp voorwerp).
“Bos” vanwege de groeiplaats en “Zwart” als gevolg van de bijna zwarte kleur van de rijpe vruchten, terwijl “caesius” verwijst naar de “lichtblauwe” vruchten. Al aan het begin van de jaartelling gebruikte men “Rubus” voor “Braam”. Wellicht is het Latijnse “ruber” voor “rood” hiervan de oorsprong vanwege de rode vrucht en de vaak ook rode stengels. “Koe” vanwege de groeiplaats bij weideland. “Dauw” vanwege de “slappe” stekels is vergelijkbaar met “tamme, dove, dam”.
De toevoeging “fruticosus” wil zeggen dat de planten veelal “heesterachtig, van de struik (frutex), dichtbegroeid” zijn.
Kenmerk
Overblijvende lage of metershoge groene en enigszins verhoutende planten met boogvormige stengels die op de grond weer wortelen. Ze kunnen daar weer nieuwe stengels vormen die enkele jaren blijven.
De rolronde dunne of hoekige dikke stengels zijn al dan niet bezet met hakige stekels, klieren of haren. Ze bereiken een leeftijd van 2 of 3 jaar.
De gesteelde bladeren zijn handvormig gedeeld in meestal 5 gesteelde eivormige deelblaadjes. Het blad is vaak viltig aan de onderzijde en blijft lang groen. Er is een smal priemvormig steunblaadje bij de steelvoet.
De bloeiwijze is een losse pluim of tuil. Vrij korte vijftallige grijsgroene puntige kelk met witte rand en langere wit tot flink roze kroon uit lange of brede ovaalronde blaadjes bestaande. Veel meeldraden en stijlen op de samengestelde vruchtbodem.
De goed eetbare groen, rood, glimmend zwart wordende verzamelvrucht valt af of dient al voordien als vogelvoer.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen