Deze drie soorten behoren binnen de Niervarenfamilie tot de klasse van de Varens.
Bloei
Varens zijn Sporenplanten. Ze vermeerderen zich in twee fasen. De onopvallende bloei van varens moet aan de onderzijde van de bladeren gezocht worden. Hier zijn de ronde sporendoosjes (=sporangiƫn). Deze zijn onder een niervormig dekvliesje in de sporenhoopjes (=sori) (4-8 stuks per bladsegment) verenigd. Bij rijpheid springen ze bij warm weer open en verspreiden de vele sporen. Hieruit moet nu een voorkiem (=prothallium) groeien waarop later bevruchting plaats vindt.
Leefplek
Algemeen groeit de Brede Stekelvaren in loof- en vooral naaldhoutbos, in kreupelhout en in eendenkooien. Het is de grootste varen na de adelaarsvaren en de koningsvaren. De Smalle groeit op dezelfde zure bodems. Soms ook in rietland en op veenbodems. De Mannetjesvaren gedijt vooral in de duinen op noordhellingen. In lichte wat vochtige loofbossen en langs greppels. Ook op kalkhoudende bodems. In houtwallen en verder op muren en aangeplant in tuinen.
Areaal
De Stekelvarens bewonen de gematigde zone van het Noordelijk Halfrond.
Naam
De “Niervarenfamilie” is “Dryopteridaceae” gedoopt vanwege de rechtopstaande (boom)wortelstok. “Dryopteris” komt letterlijk van het Griekse “drus” dat o.a. “eik” en “boom” betekent en samengevoegd is met “pteris” voor “varen, veer, vleugel”.
Met “dilatata” wordt “verbreed” aangeduid. Het “carthusiana” verwijst naar de Karthuizer monniken die veel planten bestudeerd hebben. Het “filix” is Latijn voor “varen” en “mas” duidt “mannelijk” aan.
Kenmerk
De bladsteel van de Brede is korter dan de bladschijf en draagt veel lange spitse en in het midden donkere schubben. De bladtop hangt over. Het blad (30-150 cm) is donkergroen en sterk samengesteld. De deelblaadjes nemen in lengte af naar de top toe zodat de bladschijf driehoekig lijkt. De bladsegmenten van de deelblaadjes zijn getand en uitlopend in stekelpuntjes. Het blad van de Brede komt in de lente het eerste in trompetvormige toefen; dat van de Smalle is in juni het laatste. In de winter sterft alle blad af.
De Smalle heeft in kleine toefen staande lichtgroene dubbel geveerde bladeren waar stengel en bladschijf ongeveer even lang zijn. De bladschijf lijkt lang en driehoekig. Weinig lichtbruine schubben op de bladsteel (30-90 cm). De bladtop is niet overhangend.
In dichte spiraalvormige bundels groeien de Mannetjesvaren bladeren met vooral bruine schubben aan de stengelbasis. De dubbelgeveerde bladschijf heeft een spitse punt en wordt smaller naar de basis toe (50-100 cm). De deelblaadjes zijn tot bijna op de bladnerf ingesneden. De segmenten hebben een wat afgeronde top. Opgegraven wortels dienden om boze geesten te weren. Een extract werd tegen lintwormen gebruikt.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen