Tot de Leliefamilie behoort ook het kleine iets giftige Dalkruid.
Bloei
In mei vertoont deze lage plant zijn uit de wortelstok omhoog gekomen ronde stengels met slechts twee bladen en daarboven een dunne bloemtros.
Leefplek
Zandige matig voedsel bevattende bosgrond is het gewenste milieu. Een beetje leem in de bodem is goed. Geen kalk. Wel oude bosgrond met een dunne humuslaag. Ook wallen en hellingen. Ook rond boomvoeten. De plant is nogal kieskeurig en daardoor kwetsbaar.
Areaal
N., M. en O. Europa.
Naam
Letterlijk geeft de naam “Majanthemum” aan “Mei-bloem” en het toevoegsel “bifolium” is al even duidelijk wijzend op de “twee bladeren”. Ook de naam “Dalkruid” geeft duidelijkheid en wel aangaande de gewenste groeiplaats in een laag en wat vochtig deel van het bos. Net als trouwens het verwante Lelietje der Dalen.
Kenmerk
De wortelstok die kruipend netwerken vormt, levert maar dunne stengels op en de plant is maar met vaak één of twee bladeren toegerust. Het hartvormige blad heeft verschillende ongeveer parallelle nerven naar de spitse punt lopend. Ruim boven de bladeren verheft zich de bloemtros.
De trosvormige bloeiwijze wordt naar boven smaller en bevat de kleine witte stervormige bloemen met 4 tepalen. Deze bloemen staan in kleine groepjes in etages gegroepeerd. Ze geuren zoet en leveren net als het lelietje na de bevruchting lang groene en tenslotte rode besvruchten op. Zweefvliegen bezoeken de bloemen maar zijn niet strikt nodig voor bevruchting.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen