dn nieuwe hof kop 202310

Douglasspar – Pseudotsuga menziesii

De Douglasspar behoort tot de Afdeling van de Naaktzadigen en vormt een apart geslacht Pseudotsuga binnen de Dennenfamilie (Pinaceae).

Douglasspar - Pseudotsuga menziesii 4op3

Bloei

De bloeitijd is al vroeg in het voorjaar.

Leefplek

Op velerlei bodems groeiend. Vochtige en arme, schaduwrijke en zonnnige.

Areaal

Gematigde zone van Europa vanuit de westelijke V.S. Meer dan ingeburgerd.

Naam

In 1812 werden zaden vanuit Oregon, westelijke staat in N. Amerika, naar Engeland gestuurd door de Schotse botanicus David Douglas. Dankzij grote gelijkenis van het blad met dat van het geslacht Spar werd het zo de “Douglasspar”. Het Japanse woord “Tsuga” voor de Hemlockspar werd samengevoegd met “pseudo” om het namaakgeslacht een eigen naam te geven.
Ter onderscheiding van de soort werd hieraan nog de naam “menzies” verbonden als eerebetoon aan Archibald Menzies, een Schots natuuronderzoeker.

Kenmerk

Forse donkergroene naaldboom (tot 40 m) met oppervlakkig wortelstelsel. Jonge bomen piramidevormig. De onderste takken horizontaal. De hogere schuin omhoogstekend. Bij ouder worden gaan alle takken hangen. Breken bij stormwind gemakkelijk. De blauwgroene platte naalden staan dicht bijeen ongeveer in een plat vlak ter weerszijden van de oranje/roodbruine tak. Ze hebben een korte steel, een lichtgroene onderzijde en ronde top. Er is een lengtegroef op het midden van de geurige naald. Jonge naalden zijn lichtgroen. De jonge knoppen zijn lang-ovaal en stomp en bedekt met niet klevende schubben.
De manlijke gele stuifmeel dragende kegeltjes hangen niet ver van het takeinde. Windbestuiving brengt het stuifmeel naar de eivormige aan het einde van de twijgen staande vrouwelijke kegels. Ze bestaan uit borstelige schubben met groene, rode of witte kleur. De vruchtschubben zitten tussen dekschubben. Na bevruchting gaan de eivormige kegels hangen, worden geelbruin en verdrogen later. De dekschubben met drie tanden steken karakteristiek als muizenstaartjes ver buiten de vruchtschubben uit. De ovale zaden hebben een veel grotere ovale vliezige draagvleugel en vallen tussen de dekschubben uit. De lege kegels vallen pas later. Spontane bosverjonging is mogelijk.
De grijsbruine eerst vrij gladde schors vertoont geurige harsblaren. Later komen er lichtgekleurde scheuren in de dan kurkachtige schors. De jaarringen zijn duidelijk breed. Het kleurige redelijk duurzame hout wordt als Oregon-pine verzaagd.

Meer foto’s in foto-album

Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen