Deze ouderwetse smaakmaker behoort met de andere Alsemachtigen tot de familie van de Composieten.
Bloei
De losse bloemtrossen zijn in de hele zomer aanwezig.
Leefplek
Kruidentuinen zijn hier en daar de bron van wat verwildering. Groeit graag op ruderale plekken en tussen struiken in volle zon of iets beschaduwd op humusrijke bodem.
Areaal
Het herkomstgebied van het forse kruid is in Centraal Azië te zoeken. Het is mogelijk via de Moren in Spanje beland.
Naam
Artemisia, koningin (ca. 350 v.Chr.) van de op de kust van W. Azië gelegen Dorisch Griekse stad Halikarnassos, adopteerde de alsemplant en werd daarom vernoemd bij de naamgeving van het geslacht.
De toevoeging “dracunculus” is een verkleinwoord en betekent niets meer dan “draakje”. Dit dier (Grieks= “Drakoon”) is ook terug te vinden in de naam “Dragon”. (Frans: ”estragon”; Engels: ”tarragon”).
De bron voor deze benaming is te vinden in de warrig kronkelende wortelstok.
Kenmerk
De tot 1 m hoogte groeiende overblijvende plant heeft kale rechtopstaande stengels die flink vertakt zijn. Het blad is meest lijnvormig of lancetvormig. De onderste bladeren eindigen in een soort drietand. Bij kneuzing is de plant sterk aromatisch.
De bolvormige geelgroene bloemhoofdjes bestaan uit enkel buisbloemen. Ze hangen in pluimen bijeen. Er worden ovale roodbruine zaden gevormd. Bijen komen graag op bezoek.
Wordt in verse toestand gebruikt als smaakmaker voor zuurinmaak en in salades.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen