De grote groep van Fonteinkruiden behoort tot de Fonteinkruidenfamilie en wordt meestal opgesplitst in twee onderfamilies t.w. de Breedbladige en de Grasbladige. Er is een ruime variatie in Breedbladige soorten zoals: Drijvend, Rivier, Duizendknoop, Weegbree, Rossig, Ongelijkbladig, Glanzig, Langstelig, Doorgroeid, Gekroesd. Sommige zijn zeldzaam geworden.
Bloei
Ze groeien alle als ondergedoken waterplant. De aarvormige bloeiwijze komt in de zomer boven water tot ontwikkeling.
Leefplek
Waterplanten vooral in voedselrijk water. Pioniers. Bestand tegen regelmatig slotenbeheer. Verspreiding van zaden meest via vogels.
Areaal
Gematigde streken van het Noordelijk Halfrond.
Naam
Het Latijnse “fons” voor “bron” en het Griekse “potamos” voor “stroom” en ons “fontein” hebben alle betrekking op de waterige groeiplaats Het eveneens Griekse “geiton” betekent dat de plant “in de buurt” (van water) groeit. Kwel- of bronwater wordt zo min of meer als groeiplek aangeduid maar is slechts een onbetekenend onderdeel van de vele waterige groeiplaatsen van de fonteinkruiden.
De verdere naamgeving wijst op eigenschappen zoals “natans” voor “drijvend”.
Kenmerk
Alle soorten zijn ondergedoken waterplant. De Breedbladigen hebben een duidelijke wortelstok. De stengels reiken omhoog naar het wateroppervlak en vertakken zich. Het vaak tegenoverstaand blad komt meest aan de oppervlakte en drijft eventueel met de stroomrichting mee. Tussen bladsteel en blad heeft alleen het Drijvend Fonteinkruid een soort gewricht.
Er is bij de soorten een grote variatie van bladvormen van breed en ovaal met parallelnerven bij de drijvende bladen tot lijn- of draadvormig rolrond of afgeplat bij de ondergedoken bladeren. De gegolfde rossige bladeren van de Gekroesde zijn afwijkend. Ook heeft deze soort veel zetmeelrijke wortelknollen. Bij de Doorgroeide staan de bijna ronde bladeren hartvormig aan de stengels. De Rossige vertoont een roodzweem maar ook andere soorten dragen wel rossige bladeren.
De bloeiwijze die boven het wateroppervlak uitsteekt lijkt op die van de Grote Weegbree. Aan een lange ronde stengel zitten de kleine bloemen zonder duidelijke bloemblaadjes meest in kransen van 3 of 4 dicht opeen in een aarvorm. De bloemen bestaan enkel uit 4 bloemdekbladen, 4 meeldraden en bovenstandige vruchtbeginsels. De nootjes hebben een harde wand.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen