Het Duinroosje is ook lid van de Rozenfamilie.
Bloei
De hoofdbloei is in mei/juni. Soms ook weer bloem in september.
Leefplek
Op duinterreinen uiteraard. Vooral op Texel op zonnige hellingen. Zwak kalkhoudende duinen benoorden Wassenaar. Maar ook hier en daar elders onder begroeiing en op heidevelden.
Areaal
Vooral W., M. en Z. Europa, W. Azië. Meest in de kustgebieden en op kalksteen.
Naam
De naam “Duinroosje” is volmaakt helder gezien de voorkeursgroeiplaats.
De naam “roos” afgeleid van het Latijnse “rosa” werd gebruikt om allerlei “mooie bloemen” mee aan te duiden.
De soortnaam “pimpinellifolia” is bedoeld om de gelijkenis met de “pimpernel-bladeren” duidelijk te maken. De Pimpernellen behoren trouwens ook tot de Rozenfamilie.
Kenmerk
Duinroosjes zijn vrij lage struiken (tot 1 m) die voor een deel onder stuivend duinzand bedolven zijn. Er is een heel diepgaand wortelstelsel. De bruinzwarte takken zijn dicht bezet met rechte dunne stekels van wisselende lengte die de plant tegen vraat moeten beschermen. Uitbreiding via wortelopslag.
De kleine bladeren hebben 7-11 vrijwel ronde donkergroene deelblaadjes. Deze zijn enkel gezaagd van rand en onbehaard.
De meestal roomwitte, soms iets roze bloemen (2-4 cm) geuren heerlijk. De bloemen zijn alleenstaand. Ze hebben 5 uitgespreide kroonbladen met centraal een dichte massa gele meeldraden.
De ronde bottels zijn maar klein, eerst paarsbruin en later bijna zwart verkleurend. De niet gedeelde kelkbladen blijven lang op de bottels staan.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen