Heel duidelijk behoort de Karwij tot de Schermbloemenfamilie.
Bloei
De bloemschermen komen vanaf mei tot ontwikkeling.
Leefplek
Op zandige kleigronden van uiterwaarden in rivierdalen is deze plant inheems. Voorts als kweekplant voor de zaadwinning op kleigronden en vandaar weer verwilderd op bermen en dijken.
Areaal
Oorsprong Eurazië. Al in de oudheid overal in gebruik. Nu kosmopoliet. Bovenal gekweekt in midden-Europa waar het karwijzaad veel als kruiderij bij inmaak (zuurkool) en vooral in het zuur conserveren (augurken) gebruikt wordt. Ook maaltijden worden er vaak mee gekruid en sterke drank wordt er mee op smaak gebracht (aquavit).
Naam
De naam “Karwij” en de toevoeging “carvi” zijn nauw verwant en afkomstig uit het Arabische “karawaya” (Engels “caraway”; Frans “carvi”). Hier is sprake van de “Echte” omdat er ook nog een “Kranskarwij” en een “Karwijselie” bestaan.
De Latijnse naam “Carum” is afkomstig van het Griekse “karon” dat echter “komijn” (“Cuminum”) aanduidt. De verwarring is dus groot, temeer omdat het Duitse “kümmel” (kümmellikeur) hier ook van afgeleid is en onterecht voor de “Karwij” gebruikt wordt.
Kenmerk
De tweejarige forse plant met hoekige holle stengels heeft een verdikte spoelvormige penwortel als bij de verwante pastinaak. Het blad is dubbel of driedubbel geveerd en zo fijn lancetvormig verdeeld.
De vrij platte bloemschermen bestaan uit veel stralen van ongelijke lengte zonder omwindsel of omwindseltje. De witte of rose bloemen (2 cm) zijn vijftallig. Er is een onderstandig langwerpig ovaal 5-geribd vruchtbeginsel.
De vrucht splitst zich in twee iets gebogen delen voorzien nog van een stijl. In ieder deel zit één langwerpig zaadje.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen