Hoge dichte struikvorm of kleine boom met vaak rijke bloei en net als de Sleedoorn tot de Rozenfamilie behorend en voorzien van flinke doorns.
Bloei
De weldadige bloei van de Eenstijlige volgt in mei–juni, 2 weken na de Tweestijlige meidoorns.
Leefplek
Vaak cultuurvolger; bos, hakhout, heg en haag. De Tweestijlige meidoorn was meer in oostelijk Nederland van nature voorkomend op keileem bodems. Ook in rivierdalen (Maasheggen) en in de kalkrijke onbegraasde duinvalleien en op de Z. Limburgse hellingen. De Eenstijlige meidoorn daarentegen houdt het toch meer op zandige en kleiige bodems en dan graag op verlaten landbouwgrond.
Areaal
Europa, Z.W. Azië en N. Afrika voor de Eenstijlige en meer Atlantisch Europa voor de Tweestijlige.
Naam
“Eenstijlig” wil zeggen, dat er op het vruchtbeginsel slechts één stijl of stamper staat, waardoor de bevruchting plaats vinden kan. Het Griekse “mono gunè” is eigenlijk een maak woord dat hier verlatijnst wordt ingezet en dat vrij vertaald kan worden met “een vrouwig”. In de kern dus dezelfde betekenis als “eenstijlig”. Naast het Griekse “krataigos” dat bij natuurbeschrijver Theophrastus (leerling van Aristoteles) voorkomt voor een ons onbekende boom, gebruikte de klassieke natuurkenner Plinius het Latijnse “crataegus” voor een zogeheten “steekpalm”. In beide gevallen drukt de Griekse stam “krat” een zekere kracht uit. En “laevigata” betekent “glad gepolijst”.
Kenmerk
De driehoekige stevige bladeren zijn diep ingesneden aan de rand, glad en glanzend donkergroen. De Tweestijlige heeft minder diep ingesneden bladeren. De witte bloemen staan in vlakke tuilen bijeen tussen het blad en verspreiden een wat weeïge zoete geur. De steenrode vruchten, waarop lang nog het “neusje” te zien is – stijl omringd door verdorde kelkblaadjes – zijn melig om de steenkern.
De meidoorn is gevoelig voor het “perenvuur” en daardoor vaak preventief opgeruimd. Zangvogels zoeken voor hun nestenbouw graag de bescherming van de warrige struiken en hagen. Diverse planten gebruiken de struik als steun bij het klimmen. Meidoorn bloeit nadat het blad is ontloken terwijl Sleedoorn al voordien volop in bloei is. Beide soorten hebben eindstandige doorns doordat de twijgen in doorns uitlopen. Alleen Meidoorn heeft ook nog doorns opzij aan de takken. Die scherpe doorns hebben hen in de 16e eeuw bij Dodonaeus al de naam “scherpe doorn” opgeleverd. Ook noemde hij de struik wel “witte hagedoorn” en dat komt duidelijk uit het gebruik in hagen voort.
Het harde (= “krat”) grillig gevormde hout van de vaak meerdere stammen levert mooi draaiwerk.
Volgens sommige auteurs is de Meidoorn zwak giftig en veroorzaakt wat maag- en darmklachten. Wel is iedereen ervan overtuigd dat de vogels en dan met name de lijsterachtigen en de spreeuwen ze graag eten. Zo worden de zaden goed verspreid.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen