Tot de Cypergrassenfamilie behoort ook de Galigaan.
Bloei
De opvallende pluimenbloei aan overhangende stengels vindt in de voorzomer plaats.
Leefplek
Op zand en venige bodems van allerlei moeraszones langs duinplas, ven en veenpoel op pleistocene grond. Houdt van kwelwater en warmte. Verdraagt basische bodems.
Areaal
Voornamelijk in W. en M. Europa in de warmere en gematigde zone. Kosmopoliet geworden.
Naam
De naam “Cladium” is een verlatijnsing van het Griekse “klados” dat “tak, twijg” betekent. De toevoeging “mariscus” is afkomstig uit Lombardije waar “maresk” naar de “moerassige” groeiplaatsen verwijst en houdt verband met het Keltische “mar”.
Onze naam “Galigaan” blijft een raadsel. Bijzonder is nog dat de plant vroeger “Otterspoor” werd genoemd.
Kenmerk
De voortkruipende dikke wortelstok vormt een dicht net in de bodem vlak onder het wateroppervlak. Lange holle ronde bebladerde stengels reiken tot 2 m (vroeger als dakbedekking gebruikt). In het bovenste deel driekantig. Blauwgrijs en buigzaam met opvallende bloeiwijzen in de bovenste halve meter.
De bladeren zijn driekantig en hebben zeer scherpe getande randen. Ze komen ook hoger aan de stengels voor en dragen daar als schutblad in de oksels de kaneelbruine bloemaren in pluimen. De bloeiende top hangt over.
Eindstandige en zijdelingse bloemaren worden wel “speer” genoemd. Lange stelen dragen bruine kluwens aren. Bovenop elkaar bestaan deze uit een aantal bloemloze kafjes, een stel tweeslachtige bloemen en een manlijke bloem. De bloem bevat twee meeldraden en een stamper met drie stempels. Het donkerbruine nootje is eivormig met een lange snavel.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen