De Agrimonie is ondergebracht in de Rozenfamilie.
Bloei
Vanaf juni zijn de sierlijke bloeiwijzen te bewonderen.
Leefplek
Graslanden en bermen van akkers, taluds van dijken en spoorwegen, bosranden en wegbermen. Zonnige en licht beschaduwde plekken met liefst iets kalk in de bodem. De Welriekende Agrimonie houdt van leem in de bodem en meer schaduw.
Areaal
Europa. En aangrenzend Aziƫ.
Naam
De herkomst van de naam “Agrimonie” is wat onduidelijk. Wellicht is de groeiplek langs de “akker” oftewel in het Latijn “ager” en in het Grieks “agros” verantwoordelijk voor het eerste deel. Het Griekse “mounas” betekent zoveel als “alleen, eenzaam in het veld”.
De Pontische koning “Eupator” tekent voor de toevoeging “eupatoria”. Het toevoegsel “procera” beduidt “hogere, rijzige”.
Kenmerk
Slanke tot 1 m lange behaarde stengels met bladeren dragen op de top de lange aarachtige bloementros. Overblijvende planten met een wortelstok. Wortelrozet van bladeren. Geveerd diep ingesneden blad met afwisselend grote en kleine gezaagde deelblaadjes. De onderzijde van het blad is wat wit viltig.
Er is ook een nog “hogere” Welriekende Agrimonie. Het blad is daarbij aan de onderzijde beklierd evenals de stengel. Bij wrijven komt er een zoetzure geur vrij. De bloei is iets eerder dan van de Gewone Agrimonie.
De vijf- of zestallige bloemen zijn goudgeel en bevatten 10-12 meeldraden met oranje helmhokjes. De bloemen komen successievelijk van onder naar boven aan de stengel in bloei. De bloembodem is hol en draagt naast de kelk enkele kransen borstelharen. De kelk valt af. De schijnvruchten zijn voorzien van veel borstelhaken. Transport door dieren is zo net als bij de Klis verzekerd.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen