De onder-familie van de Duivenkervels is een tot de Papaverfamilie behorende groep van éénjarigen, nauw verwant aan de Helmbloemen.
Bloei
De bloei van de Gewone Duivenkervel, een warrige plant, begint in mei. Er bestaan een tiental varianten.
Leefplek
Tuingrond, bouwland, ruderale en braakliggende terreinen met lichte grond.
Areaal
In Europa vanuit het Middellandse Zeegebied verspreid tot de Poolcirkel.
Naam
De naam “Gewone” en dus “officinalis” vanwege het vele voorkomen “in de apotheek” als geneesmiddel is begrijpelijk vanuit het verleden. De plantaardige stof werd daar verhandeld als “fumus terrae” oftewel als “rook van de aarde” (Duits: “Erdrauch”). Die naam is wellicht ontleend aan de grijze tint van blad en stengel hetgeen als “rookachtig” gezien werd en dus als “fumaria”. Aan de akkerrand bood de plant een grijs waas als van een grondmist.
Dezelfde kleur die de duif als hoofdkleur toont. De fijn verdeelde bladvorm doet daarbij nog aan die van de kervel denken.
Kenmerk
Een slappe lage plant (tot 50 cm) die in het voorjaar kiemt. Met dunne holle stengels en fijne drie maal verdeelde blaadjes probeert de warrige bos tussen andere planten omhoog te klimmen. Er is zelfs een lage Rankende Duivenkervel variant die in ondergroei van droge bossen voorkomt.
De fijne (tot 1 cm) buisvormige spoordragende purperroze bloemen hebben een boven- en een onderlip met een donkere top en 6 meeldraden. Ze zijn in een tros vereend. De bloemtrossen staan omhoog gericht. Die leveren later gesteelde ronde iets afgeplatte vruchtjes op die maar een enkel zaad bevatten.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen