Een bekende uit de Grassenfamilie.
Bloei
Vanaf mei tot de herfst in bloei. Hoort tot de vroegste bloeiers onder de grassen.
Leefplek
Iets vochtige matig voedselrijke weilanden, hooilanden en wegkanten. Ook in bossen op open plekken waar wat leem in de grond zit.
Areaal
Europa en W. Azië. Cultuurgewas met goede voeding is hieruit ontstaan en verbreid.
Naam
De pluimvormige bloeiwijze reikt omhoog met asymmetrisch “als vingers” (=”Dactylis”) een aantal “dichte aartjes”. Dat dicht opeengedrongen kluwenachtige (“glomerata”) komt ook terug in ons woord “Krop” in slakrop en opgekropt.
Kenmerk
In de bosvorm hangen de pluimtakken wat uiteen en in de weidevorm van de Kropaar blijven ze meer bijeen in de pluimen. Het geheel heeft een smalle piramidevorm die naar beneden overgaat in een naar één zijde gerichte scheve driehoek. De kluwens bestaan uit 3-6 afgeplatte aartjes met ongenaalde kafjes met spits puntje. De bloeiwijze maakt een geelwitte of licht violette indruk.
Het overblijvende gras groeit in dichte pollen en vormt rechte halmen, meestal 30-50 cm lang, maar soms langer. De grijsgroene vaak iets ruwe bladscheden blijven lang aanwezig en worden onderaan bruin. Er is een klein (3-4 mm) smal spits wit tongetje.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen