De Familie van de Ruwbladigen heeft ook voor het geslacht Ossentong een plaatsje. Nauw verwant is de Kromhals. Een kweekvorm voor de tuin is nog de Overblijvende Ossentong.
Bloei
De bloeitijd vangt in juli aan en gaat tot oktober door.
Leefplek
Langs wegen komt een iets andere variant voor dan in de duinen en het rivierengebied. Er bestaan ook varianten met anders gekleurde bloemen. In tuinen soms aangeplant. De Gele is in de duinen aanwezig.
Areaal
Europa behalve het verre Noorden.
Naam
De tong van de os voelt even ruw aan als het bladoppervlak van de “Ossentong”.
De wetenschappelijke naam “Anchusa” staat voor het hele geslacht van de Ossentong vanwege de in de oudheid al bekende eigenschap dat de wortels een rode kleurstof afgeven. De vrouwen gebruikten het om hun gelaat bloedrood te maken. Vandaar ook de toevoeging “officinalis” die er op duidt dat de plant “in de apotheek” voorkwam. De soortnaam “ochroleuca” is een vertaling naar het oud Grieks en betekent “bleek-geel”. Het “sempervirens” is duidelijk “altijdgroenend”.
Kenmerk
Middelhoge twee- of meerjarige planten met smal grijsgroen verspreid staand dicht behaard en wat gegolfd blad. Het blad is lancetvormig of verbreed en kort van steel of zittend. Duidelijk van nerf.
Bloemen staan in een zich tijdens de bloei strekkende schicht. De bloemkroon is tot een rechte buisvorm vergroeid en draagt aan de binnenzijde van de keel een ring van harige kroonschubben. De eerst rozerode en daarna donkerblauwe 5 kroonslippen staan ringvormig gespreid.
Bijenplant. Het vruchtbeginsel is vierdelig.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen