Een geslacht met enkele varianten (Knikkende-, Bos- en Piramide-Vogelmelk) uit de Leliefamilie.
Bloei
Als bolgewas is een redelijk vroege bloei in mei mogelijk.
Leefplek
In de ondergroei van loofbossen en heggen. Maar ook wel in weiden, oeverwallen en akkerbermen. Aangeplant in parken en op buitenplaatsen. Groeit op de meeste grondsoorten met voldoende voedsel.
Areaal
Grootste deel van Europa en aangrenzend Azië. Oorspronkelijk wild en afkomstig uit het mediterrane gebied. Later aangeplant als stinzenplant.
De Knikkende Vogelmelk (Ornithogalum nutans) komt uit de Balkan en is bijna alleen op stinzenmilieus te vinden.
Naam
Uit het Griekse “Ornis” voor “vogel” en “gala” voor “melk” is de naam samengesteld. De melkwitte bloemkleur is dus vernoemd. “Umbellatum” wil in het Latijn zoveel zeggen als “in een scherm bloeiend”. In de volksmond ook wel “Ster van Bethlehem” geheten. Rond de stad Bethlehem zijn in het voorjaar hele velden met vogelmelk.
Kenmerk
Doordat de stelen van de onderste bloemen langer zijn dan die van de bovenste komen de bloemen tezamen in een bolvormige schermachtige bloeiwijze. De bloemstelen hebben een licht schutblad aan de voet.
De trossen witte sterachtige bloemen met 6 petalen vallen goed op aan hun rolronde stelen. Alleen bij flink licht en warmte gaan de bloemen open. De bloemknop is aan de buitenzijde groenachtig gestreept. Er komen zwarte zaden in de doosvrucht. De 3 cm grote bol vormt zijbollen en plant zich daarmee voort.
De grondstandige lijnvormige smalle bladen dragen een centrale witte streep. Ze zijn wat gootvormig door de verdiepte nerf en hangen vrij slap omgebogen. De bladtoppen verdorren al snel.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen