De Vrouwenmantel hoort tot de Rozenfamilie.
Bloei
De eerste bloemen van deze zomerbloeier komen al in mei.
Leefplek
In tuinen komen diverse gekweekte soorten voor. Cultuurplant voor medicinale doeleinden.
De oorsprong ligt in de Gewone Vrouwenmantel, die in bosachtige halfschaduw omstandigheden en in zonnige grazige milieus bij waterkanten groeit. Er is veel bastaardering.
Areaal
Gehele Noordelijk Halfrond en Z. Afrika.
Naam
De naam van het geslacht “Alchemilla” is ontstaan dankzij het Middeleeuwse gebruik van de dauwdruppels (Duits=”Himmelwasser”) door Alchemisten (afgeleid van het Arabische woord “Alkemelyeh”). Zij hoopten er de “Steen der Wijzen” mee te kunnen maken. De naam “Vrouwenmantel” is afkomstig van een vroege benaming “Mantel van Freya” (vrouw van Odin). Na de kerstening ontstond daaruit de benaming “Onser Vrouwenmantel”. De “Gewone” of wel “vulgaris” wordt nu meer “Spitslobbige” genoemd naar de bladvorm.
Kenmerk
De overblijvende bossige vrij lage plant heeft een flinke donkere wortelstok deels bovengonds. Er is een rozet van lang gesteelde zacht behaarde niervormige handvormig gelobde bladeren. Regen- en dauwdruppels blijven er op staan dankzij een samenplooing van het blad.
De variant Fraaie Vrouwenmantel (Alchemilla mollis) is groter van omvang en is in verwilderde vorm uit tuinen afkomstig.
De fraaie dichte bloeiwijze bestaat uit geelgroene kleine bloempjes in schermachtige pluimen bijeen en gesteund door bladeren. Zonder kroon maar wel 4 kelkbladeren, 4 bijkelkbladeren en 4 meeldraden. Er vindt zonder bestuiving toch een schijnvruchtvorming plaats.
De variant Kale Vrouwenmantel (Alchemilla glabra) komt meer in het wild voor (vochtig grasland Z. Limburg) en is gekenmerkt door weinig beharing.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen