De enige vertegenwoordiger van de Klokjesfamilie die vrij algemeen in ons land voorkomt.
Bloei
Vanaf juli zijn de sierlijke tere blauwe klokjes te zien.
Leefplek
Vrij droge standplaatsen in grazige terreinen, heide en duinengebied en ook aan de bosrand.
Areaal
Europa behalve het verre noorden. Diverse familieleden zijn als tuinplanten gekweekt en dan verwilderd.
Naam
De naam “Grasklokje” vloeit voort uit de standplaats of uit de vorm van de bovenste grasachtige stengelbladeren. De naam komt ook voort uit de bloemvorm. In de Romeinse groene vruchtbare landstreek CampaniĆ« rondom Napels kwam het klokje al voor. Bovendien werden daar klokken gegoten, groot maar ook klein (“campanulae”). De toevoeging “rotundifolia” heeft alleen betrekking op de “ronde bladeren” van de wortelrozet. De rest langs de stengel is juist smal langwerpig.
Kenmerk
De opvallende 2 cm lange blauwe klokjes stonden als knop nog rechtop. Ze hangen in een losse tros aan dunne ronde opgaande stengels. Meestal zijn ze echt blauw en zelden wit. Ze verbleken op den duur wel. De kroon is gelobd. De met de kroon vergroeide kelkblaadjes zijn teruggeslagen.
De overblijvende planten zijn vrij laag en krijgen uitlopers. Aan de stengels verspreid staan enkele lijnvormige bladeren. De grondbladeren van de zodevormende planten zijn min of meer rond en hebben een gekartelde rand. Ze verdwijnen tijdens de bloei.
Er zijn nog enkele vrij weinig voorkomende klokjessoorten. Verwarring is nauwelijks mogelijk. Een grotere uitgave met forsere blauwviolette hangende klokken in een lange aarvormige eenzijdige tros met eivormige gekartelde bladeren aan een rode stengel is het vaak verwilderde Akkerklokje (Campanula rapunculoides). En zo is er ook het daarop gelijkende Rapunzelklokje (Campanula rapunculus) maar hier zijn de klokjes stervormig openstaand en naar boven gericht. Beide hebben een dikke kruipende wortelstok.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen