De kleine Brandnetelfamilie is aan iedereen wel goed bekend. Vooral door het pijnlijke netelcontact met de Grote Brandnetel. De eenjarige Kleine is meer voor de moestuinliefhebbers en brandt nog sterker. De recente nieuwkomer Zuidelijke Brandnetel is minder heftig brandend.
Bloei
In juni komen de brandnetels tot hun vrij onopvallende groene bloei. Weinig planten hebben groene bloemen.
Leefplek
Van nature zijn vochtige beschaduwde loofbossen zoals essen-, populieren-, wilgen- en elzenbos groeiplek. Ruderale stikstofrijke terreinen zijn ideaal voor de fors uitgroeiende tweehuizige Grote (“dioica” van het Griekse “di-oikos”). Bemeste losse zonnige tuingrond en composthopen bieden onderdak en groeiplek aan de eenhuizige meest lage Kleine Brandnetel (“urens” = “brandend”). Zo ook aan de eenhuizige en eenjarige Zuidelijke die evenwel ook muren en stoepen kan uitkiezen als groeiplaats.
Areaal
De Grote en de Kleine zijn als cultuurvolger tot kosmopolitisch onkruid geworden. De Zuidelijke komt door transporten noordwaarts.
Naam
De Nederlandse benaming is alleszins duidelijk en te wijten aan de holle flesvormige brandharen, waar bij aanraking de top afbreekt zodat een bijtend vocht (histamine) in aanrakingswondjes terecht komt. Het gevolg is een branderige pijn en een rode jeukende vlekkerige zwelling van de huid. De Latijnse benaming “Urtica” is afkomstig van het werkwoord “urere” dat alle vormen van “branden” aanduidt.
Het “membranacea” wijst naar een vliezige (membraan) rand aan de as van de manlijke bloem.
Kenmerk
De vooral later donkergroene uitstaande bladeren zijn oneffen door de nervatuur en gezaagd van rand en staan kruisgewijs met steunblaadjes aan de vierkante stengels. Op bladeren en stengels staan brandharen. De bladen zijn lang hartvormig en hebben een spitse punt bij de Grote en zijn wat dunner en ronder en lichter van kleur bij de Kleine. De Zuidelijke heeft maar 2 steunblaadjes op de knopen.
De kransen bloemtrossen hangen en staan uit vanonder de bladeren bij de Grote en zijn compacter en schuin omhoog staand bij de Kleine. De overjarige Grote Brandnetel heeft twee soorten bloemen en vormt een heel netwerk van taaie gele wortelstokken. De Kleine Brandnetel staat op een penworteltje net als de Zuidelijke. De Kleine heeft tweeslachtige bloemen. De Zuidelijke eenslachtige met lange paarse manlijke bovenop.
Brandnetels laten vooral bij aanraking hun meeldraadbloemen openspringen zodat het stuifmeel in een wolkje geloosd wordt.
Jonge brandnetels worden wel als groente gegeten of in soep verwerkt en verdroogde worden door het vee geconsumeerd. “Neteldoek” werd vroeger vervaardigd uit de bastvezels. De Grote Brandnetel is een waardplant voor talloze rupsen en een schuilplaats voor diverse andere dieren.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen