De Wolfsklauw behoort tot een heel oude familie van Sporenplanten. In de Carboontijd (ca. 300 miljoen jaar geleden) kwam deze wel 70 miljoen jaar lang tot grote bloei en vormde samen met de Paardenstaarten bossen en moerassen waaruit later de bruinkool en steenkool zijn gevormd.
Bloei
In de zomertijd worden de sporen gevormd en vrijgegeven. De Grote Wolfsklauw is het eerste.
Leefplek
Op iets beschutte plekken van heidevelden en in open bos. Ook op stuifzanden. Voedselarme natte open plaatsen (Fochteloo). Stekende wolfsklauw komt voor in dennenbossen van berghellingen, koude streken en in N.O. Nederland.
Areaal
Noordelijk Halfrond gematigde zone. De Grote is min of meer kosmopoliet.
Naam
De familie Wolfsklauw heeft de naam te danken aan de vorm van de geschubde takjes die op een “Lycopodium” leken. Daarbij werden het Griekse “Lukos” voor “wolf” en “pous” voor “voet of klauw” samengevoegd.
De specificatie “clavatum” heeft betrekking op de “van knotsen voorziene” sporenaren. Het “tristachyum” verwijst naar “drie-stengel, drie-aren” van de sporendrager en het Griekse “stachous” hangt samen met ons woord “stengel”. “Annotinum” betekent van het vorige jaar weer uitlopend.
Kenmerk
Altijdgroene overblijvende lage kruidachtige gaffelvertakte planten. Vaak is er wel een ongelijke lengte van de vertakkingen. De korte richten zich op. De takjes wortelen met vorkachtige worteltjes. De schubachtige blaadjes zijn maar enkele mm lang. Bij de Grote Wolfsklauw eindigen de blaadjes in witte haarpunten. De kruipende takken kunnen hier meters lang worden.
De sporendoosjes (=sporangiën) zitten afzonderlijk in de bladoksels van speciale opgerichte sporenaren die boven de planten uitsteken en lichter groen van kleur zijn. Deze sporenaren groeien uit op zijtakken. Ze zijn veel dunner en bekleed met platte schubachtige blaadjes. Op de top vertakt de sporenaar zich in twee of soms meer dikkere en compacte gelige sporenvormers.
Bij de vrij zeldzame Kleine Wolfsklauw kruipt de plant meer onder de grond in alle richtingen vertakt voort en vormt zo heksenkringen. Hij draagt bovengrondse bosjes bladstengels op cypressen gelijkend (vandaar de bijnaam Cypreswolfsklauw). Daartussen zit een dunne stengel die aan de top enkel of dubbel gaffelvertakt is in sporenaren. Deze sporenaren worden snel bruin en vallen zo goed op.
Bij de Stekende Wolfsklauw kruipen de takken en zijn opstijgend en kunnen hele matten vormen. De lichtgroene blaadjes zijn afstaand om de stengels. De sporenaren dragen wat kortere blaadjes met een geelachtige kleur en vallen daardoor op. De sporenaren rijpen in de zomer.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen