Het Jacobskruiskruid behoort tot de Composietenfamilie. Nauw verwant zijn: Viltig Kruiskruid (Senecio erucifolius), Klein Kruiskruid (Senecio vulgaris), Kleverig Kruiskruid (Senecio viscosus) en Boskruiskruid (Senecio sylvaticus).
Bloei
De overdadige bloei start in juli en kan lang doorgaan. Op echte klei groeit het sterk gelijkende Viltig Kruiskruid.
Leefplek
Weiden en taluds en bermen. Ook het duingebied en ruderale terreinen. Omgewerkte en open grond bevordert de kieming. Niet op de klei. De soort heeft zich de laatste jaren razendsnel verspreid en dreigt een plaag te worden. Giftig voor vee dankzij alkaloïden. Vooral paarden. Maar dan alleen bij overbegrazing omdat zij anders de plant niet zullen eten vanwege de vieze smaak. Schapen worden niet oud genoeg om voldoende gif binnen te krijgen en in de lever op te stapelen. Niet giftig voor het konijn.
Areaal
Europa en Amerika.
Naam
De overvloedige zaadvorming gaat gepaard met de vorming van veel vruchtpluis. Deze pluizenbollen bezorgden de plant de geslachtsnaam “Senecio” afgeleid van “Senex” dat “grijsaard” beduidt. Het “Kruis”kruid is eigenlijk “Grijs”kruid.
De volle bloei in juli valt ongeveer samen met het feest van St. Jacobus op 25 juli . Vandaar “jacobaea”.
Kenmerk
De diverse leden van het Kruiskruiden geslacht kunnen grofweg opgesplitst worden in twee groepen: Gave bladeren en Diep ingesneden blad. Tot de laatste groep kan het Jacobskruiskruid gerekend worden. Het heldergroene blad is veerdelig en staat verspreid vaak met oortjes om de stengel. De onderste verdorren al bij de bloei.
De twee- of meerjarige planten kunnen vanuit hun wortelrozet middelhoog of hoger worden en zijn bovenaan vertakt met bloemhoofdjes in tuilen. De plant krijgt een stevige bos bijwortels aan de kromme stengelbasis en overleeft zo afmaaien. De stengel die eerst spinragachtig behaard is, wordt later vaak paarsrood.
De heldergele bloemhoofdjes bevatten centraal buisbloemen (ca. 70) met een krans van lintbloemen. De duinvariant (“nudus” = naakt) heeft vaak geen straalbloemen. De cilindervormige en geribde nootjes op de pokdalige bloembodem hebben veel lange pappusharen.
Een vaste bezoeker is de zwart-geel geringde zebrarups van de St. Jacobsvlinder die alle blad opeet.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen