De Kalmoes behoort tot de Aronskelkfamilie.
Bloei
In de zomertijd worden de merkwaardige bloeikolven gevormd.
Leefplek
Moeras, rietkragen en vochtige laagten. Vooral aan voedselrijke steile waterkanten.
Areaal
Gematigde zone van Eurazië. Is sedert eind 16e eeuw in M. Europa, afkomstig uit O. Azië.
Naam
De naam “Kalmoes” is terug te vinden in de toevoeging “calamus” dat op zijn beurt weer afgeleid is van het Griekse “kalamos”. In de grijze oudheid werd daarmee “riet” aangeduid en tegelijk alles wat daarvan werd afgeleid en vervaardigd. Ook de naam “Acorus” is uit het Grieks afkomstig en wel van het “akoros” dat als benaming voor de aromatische kalmoeswortel als kruiderij en geneesmiddel werd gebruikt. De plant geurt sterk bij kneuzing.
Kenmerk
De forse oeverplant (tot 1.2 m) heeft een dikke bitter smakende wortelstok. Er worden pollen gevormd op de wortelstokken. De lijnvormige bladeren zijn zwaardvormig en lijken veel op die van de Gele Lis. Ze omsluiten elkaar en ook de bloemstengel aan de voet met hun bladscheden. In één rand hebben de bladeren vaak een rij rimpelingen.
Opzij van de driekantige stengel verschijnt halverwege een geelgroene scheef omhoog gerichte aar die er uitziet als de kolf van de grote gekweekte aronskelk. Er is echter geen wit schutblad. Wel zet de bloemstengel zich boven de kolf voort als een gekromd en spits toelopend blad.
De iets gekromde spits toelopende bloeiaar heeft een prachtig lijnenpatroon. De plant heeft tweeslachtige bloemen. Ze zijn zeer klein en groengeel. Er worden hier echter geen vruchten gevormd. De wortelstokken breken in stukken en zorgen voor de verspreiding via het water.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen