De Kattendoorn behoort samen met het nauw verwante Kruipend Stalkruid (Ononis repens) tot het Stalkruidgeslacht in de Vlinderbloemenfamilie.
Bloei
De bloei kan vanaf april de hele zomer door bewonderd worden.
Leefplek
Kalkhoudende grazige bodems in het duingebied en langs de rivieren. Verdraagt geen bemesting. Al de Romeinen maakten gebruik van de “Steenwortels” om de urine te drijven en nierstenen te verwijderen.
Areaal
Europa en Azië gematigde zone.
Naam
De toevoeging “spinosa” wijst naar de scherpe uitsteeksels die ook vernoemd zijn in “Kattendoorn”. Schapen in de vroegere Zeeuwse weiden meden de “schapendoorn” (= ”kattendoorn”). Het Stalkruidgeslacht draagt een stalgeur die in “Ononis” echter “van de ezel” afkomstig is en niet van schaap of kat. Bovendien waren ezels in staat van de struikjes te eten.
Kenmerk
Kattendoorns zijn kleine struiken (tot 50 cm) met lange puntige harde doorns in het verlengde van de opstaande stengels. De bladeren zijn drietallig met ovale eivormige of langere iets behaarde deelblaadjes die een getande rand hebben. Er is een stevige lange hoofdwortel.
De paars-rood gevleugelde vlinderbloemen (tot 2 cm) groeien alleen en in losse trosjes samen met bladeren. De witte kiel omvat de 10 tot een buis samengevoegde meeldraden (5 lang en 5 kort) en de lange opgerolde stijl. De bestuiving vindt plaats door een pompmechanisme: stuifmeel op de helmknoppen in de kiel wordt door het gewicht van een insect tegen het dier geveegd.
De vrucht is een kort zacht behaard peultje (5-7 mm) dat buiten de kelk uitsteekt en vaak slechts een enkel zaad bevat.
Bij het Kruipend Stalkruid ligt het heestertje soms. Hier zijn zachte doorns en de vaak drietallige blaadjes zijn meer eirond.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen