De min of meer exotische Vleugelnoten vormen een apart geslacht bij de Okkernotenfamilie. Er is ook nog een Japanse variëteit (Pterocarya rhoifolia) als een soort tussenvorm.
Bloei
De bloei vindt in mei plaats.
Leefplek
Vochtige standplaatsen zijn gewild. Het zijn decoratieve bomen die aan water in parken en tuinen aangeplant worden. Verspreiding vindt plaats met drijvende vruchten.
Areaal
Europese import uit de Kaukasus en Iran of China. De Kaukasische is winterhard. De andere soorten niet.
Naam
De herkomst is duidelijk vernoemd in “Kaukasisch” en “Chinees”. Het Griekse “Pteron” betekent gewoon “Vleugel” en wijst in de richting van de nootvrucht die gevleugeld is. Daar komt dan nog in de Chinese variëteit het eveneens Griekse “stenos” bij dat “smal, nauw” aangeeft in de vorm van de vleugel. Al ten tijde van Theophrastos van Lesbos (ca. 350 v.C.) stond de “notenboom” bekend als de “karuon”.
De Kaukasische wordt dan bovendien nog gekenmerkt door de “op fraxinus (=es) lijkende bladeren”.
Kenmerk
Vleugelnoten zijn bladverliezende bomen die een hoogte van 20 m kunnen bereiken. Ze hebben een wijde dichte bolle kroon en vallen op door hun lange geveerde bladeren. Er zijn hier 11/15 lancetvormige deelblaadjes met een topblaadje.
Het merg van de jonge takken is gekamerd in dunne dwarse laagjes. De grijze oude schors is diep gegroefd. Vaak ontstaat er wortelopslag die bij kwekers en tuinliefhebbers ongewenst is.
De eenhuizige bomen dragen twee soorten katjes. Opvallend zijn de bruine compacte katjes die na bevruchting lange geelgroene slingers met gevleugelde vruchten vormen. Die vruchtslingers blijven de winter door hangen. De Kaukasische omvat de niet eetbare nootjes met twee brede vleugels. Bij de Chinese zijn de vleugels smal.
Kiemplanten van de Kaukasische hebben kiembladen die in 4 lobben gedeeld zijn. Uitgroei tot een boom is hier vooralsnog zeldzaam.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen