Beide Klavers horen thuis in de Vlinderbloemfamilie.
Bloei
De bloei vindt in hoofdzaak in mei plaats.
Leefplek
Er is een voorkeur voor grazige groeiplaatsen ongeacht de grondsoort. Zonnige bermen en dijken en andere hellingen, grasland en duinvalleien.
Areaal
Europa behalve het N.O.
Naam
“Klein” en “Liggend” is duidelijk genoeg maar “Klaver” is moeilijker te verklaren. Mogelijk houdt het verband met “Kloven” vanwege de diep ingesneden drietallige bladeren.
De Latijnse benaming “Trifolium” betekent wel degelijk “Drieblad”. De toevoeging “dubium” oftewel “twijfelachtig” is ontstaan omdat verwarring van de plant met de zg. “Kleinste Klaver” mogelijk is. En het “campestre” duidt de geliefde groeiplaats “op het veld” aan.
Kenmerk
Tot de geelbloeiende kleine klaver soorten behoren o.a. de Kleine en de Liggende. De stengels van beide liggen of staan rechtop afhankelijk van de hoogte van de omgevende planten. De kleine driedelige blaadjes staan op een korte steel.
De top van het omgekeerd eironde deelblaadje is alleen bij de Liggende afgerond. Bij de Kleine is de top wat hartvormig ingesneden.
De kleine vlinderbloempjes zijn op mini-steeltjes vereend in een bolvormige bloeiwijze (9 mm) die op een lange rechte steel staat. De Kleine Klaver bloempjes (3 mm) zijn matgeel en worden strobruin. De peultjes gaan later tezamen hangen.
De bloempjes (5 mm) in de iets grotere bolvormige bloeiwijze (tot 15 mm) van de Liggende Klaver zijn eerst citroengeel en worden later ook strobruin. Hier blijven de peultjes in de bolle bloeiwijze aaneen.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen