De Kraaihei behoort tot de mini-Kraaiheidefamilie.
Bloei
De tweehuizige plant bloeit in april/mei. Soms zijn er ook tweeslachtige planten.
Leefplek
Kraaihei groeit als concurrent van de Struikhei op niet te natte heide en licht beschaduwde hellingen en in open berken- en dennenbos. Verkiest zure en voedselarme zand- en veenbodems.
Areaal
Voornamelijk op het circumpolair gelegen koudere land tot ca. 80° NB en in Z. Amerika.
Naam
De naam “Kraaihei” wijst inderdaad naar kraaien, duiven, wulpen en hoendersoorten die de vruchten eten. Het door Dioskorides al gebruikte “Empetrum” is gevormd uit het Griekse “en” dat “in of op” betekent met “petra” dat de “rots” als groeiplaats aangeeft en die samen dus “rotsplant” opleveren. Het “nigrum” is ontleend aan het “zwart” van de vruchten.
Kenmerk
De aromatische plant is geen echte heide maar heeft wel enige gelijkenis met heidestruiken. Zodevorming, voortkruipend en vrij laag blijvend (tot 45 cm) met altijd groen lijnvormig blad. Soms klimt de Kraaihei tegen boomstammen op. Rechtop staande aanvankelijk rode twijgen zijn dicht en spiraalvormig met fijn blad bezet. De eerst vertikaal en al spoedig horizontaal staande blaadjes hebben een naar binnen omgekrulde rand als bescherming tegen uitdroging. Ze lijken zo op coniferennaalden. Ze functioneren een paar jaar en blijven daarna nog een tijd hangen. De bladeren groeien in een spiraal rond de stengel.
De kleine (3 mm) rozerode bloemen zitten in de top van de takken in de bladoksels. Ze zijn drietallig en hebben 6-9 stempels. Het vruchtbeginsel is bovenstandig. De paarse helmknoppen bungelen ver buiten de smaragdgroene bladeren. De wind zorgt voor de stuifmeelverspreiding.
De zwart wordende steenvrucht bevat evenveel stenen als er stempels zijn. Vogels en zoogdieren eten de in de zomer al rijpe vruchten en zorgen voor de zaadverspreiding.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen