De Krabbenscheer behoort tot de Waterkaardefamilie en daarmee tot de Eénzaadlobbigen.
Bloei
De bloemen verschijnen in de voorzomer.
Leefplek
Zoetwater van heldere schone matig voedselrijke plas en sloot. Niet in brak water. Vooral op beschutte plaatsen in veengebieden. Ook in spoorsloten en oude kanalen en rivierarmen. Neemt veel voedingsstoffen uit het water op. Groeit vaak samen met familielid Kikkerbeet. De zwarte stern nestelt op de plant.
Areaal
De gematigde middenzone van het Noordelijk Halfrond.
Naam
Het Griekse “Stratiotes” betekent “Soldaat”. Deze naam is mogelijk ontleend aan de omhoog stekende zwaardvormige bladeren. Met “aloides” wordt aangeduid dat de Krabbenscheer wat de vorm en bouw betreft “op aloë gelijkend” is.
De naam “Krabbenscheer” is ontleend aan de eigenaardige bloemschede die met twee opstaande getande kleppen de vorm van een “Krabbenschaar” heeft.
Kenmerk
Deze altijdgroene en overblijvende plant is een echte drijvende waterplant. De wortels hangen in de modder. De planten zijn door een zwevend netwerk verbonden. Het onderwater gedeelte is donkergroen/roodachtig gekleurd. Alleen de dichte krans van 2 cm brede schuin opstaande lange getande bladeren (15-40 cm) komt boven water. De bladtanden dragen een naar voren gerichte stekel. In de herfst zakt de hele plant naar de bodem doordat de bladcellen zich met water vullen. De rozet van iets gootvormige bladeren met spitse punt en getande randen draagt centraal de bloemstengels en ook de uitlopers die aan de top nieuwe planten vormen. Zo draagt de Krabbenscheer bij aan een snelle verlanding.
Ook de bloemsteel vanuit de bladoksel is getand. De planten zijn tweehuizig. Drie witte kroonbladen vormen een trechter die op het vruchtbeginsel staat. De manlijke planten vormen drie of meer bloemen bijeen die na elkaar bloeien. Ze hebben veel meeldraden waarvan de helft tot nectar leverende honingklier is omgevormd.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen