De Ranonkelfamilie omvat een groot geslacht (“Ranunculus”) waar naast Speenkruid en de Ranonkels ook de Boterbloemen toe behoren. Deze trekken met hun honing graag insecten aan. Ze zijn wat vergiftig zoals veel andere leden van de familie. Het vee is daarmee bekend. Een glycoside verbinding met het (protoanemine) gif veroorzaakt inwendige storingen en uitwendig blaarvorming. Na droging is het vergif onwerkzaam geworden.
Bloei
In april/mei komen veel Boterbloemen in bloei. De Scherpe wel het eerste. Vooral extensief gebruikte weiden worden er geel mee gekleurd. Er is een samengaan tussen boterbloem soorten en zuring soorten.
Leefplek
Bermen van wegen, dijken, waterlopen zijn net als weiden de gebruikelijke groeiplaatsen van de Scherpe Boterbloem. Als er maar vochtig gras is! De Kruipende Boterbloem koloniseert ook gestoorde voedselrijke dynamische vochtige plaatsen met een verdichte bodem.
Areaal
Geheel Europa en Azië worden er mee getooid. Kosmopoliet.
Naam
De botergele glimmende kroonbladen maken de naam. “Ranunculus” is een verkleinwoord van het Latijnse “rana” voor “kikker”. De familie bevat van oudsher een verfstof, die een kikkerkleur oplevert. Ook al in de oud-Griekse tijd was de toen gebruikelijke naam “batrachion” afgeleid van kikker. Daarnaast zijn “repens” voor “kruipend” en “acris” voor “scherp” goed herkenbaar in de planten.
Kenmerk
De lage kruipende (“repens”) vorm heeft boven- of ondergrondse uitlopers die in de grond wortelen. Bovendien is de soort te onderscheiden door de drietallige diep ingesneden samengestelde bladeren. De bloemstengel is gegroefd en stevig. Blijft overeind bij regen en zorgt zo voor “regenbestuiving” doordat druppels in de bloem blijven staan en het vettige stuifmeel laten ronddrijven.
De hoge rechtopstaande scherp smakende (“acris”) vorm heeft geen uitlopers en de wortelbladeren zijn handvormig en meest in vijf lobben gedeeld. Ze dragen vaak een zwarte tekening. De bloemstengel is niet gegroefd en daardoor buigzaam. Buigt om wanneer de bloemen bij regen zwaar worden en in de slaapstand gaan hangen. Insecten bestuiving.
Beide soorten hebben wat behaarde stengels en zijn overblijvend. De wortelende voet met daarop een wortelrozet is iets paars aanlopend.
Kelk en kroon bevatten meestal 5 bladen. De botergele (soms naar wit neigende) kroon is meestal glanzend en iets vettig. Centraal is er een dichte krans van meeldraden rond een bolvormig hoofdje van stampers. De dopvruchten zijn nootjes en dragen een gebogen snavel.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen