De Kruldistel en de Knikkende behoren tot het geslacht “Carduus” dat één van de vier Distelgeslachten is binnen de Composietenfamilie.
Bloei
De bloemhoofdjes openen zich vanaf juli.
Leefplek
Ruigten, op dijken bij de rivieren en langs wegen in W. Nederland. De Knikkende komt ook in de duinen voor en op van elders aangevoerde grond. Meest op stikstofrijke droge zonnige ruderale plaatsen.
Areaal
Midden- en Zuid-Europa en Azië.
Naam
Met “Carduus” werden door de Romeinen allerlei stekelige planten aangeduid.
De naam “Kruldistel” komt goed overeen met de verschijning van de gevleugelde stengels en de “gekroesde, gekrulde” (Latijn =”crispus”) bladeren. Het woord “distel” staat gelijk met “stekel” waar deze planten aan alle kanten ruim van zijn voorzien. De toevoeging “nutans” is hetzelfde als “knikkend”.
Kenmerk
Deze distels zijn uitermate stekelig en als diverse andere distels tweejarig. In het eerste jaar wordt er enkel een onregelmatige wortelrozet gevormd. Lange diep ingesneden en stekelige bladeren.
In het tweede jaar komen de hoge stekelige gevleugelde stengels. Ze zijn weinig vertakt en wat dofgroen van kleur. De onderzijde van de verspreid staande bladeren is viltig behaard.
De bijna bolle bloemhoofdjes met alleen tweeslachtige buisbloemen van de Kruldistel zijn in kleine groepjes bijeen aan de stengeltoppen en purperrood van kleur. Veel vlinders en hommels en ook bijen komen nectar halen. Het vuilwitte vruchtpluis is niet geveerd.
De alleenstaande bloemhoofden van de hoge Knikkende Distel zijn veel groter, bolvormig en overhangend. De buitenste omwindselbladeren zijn in een krans uitstaand en iets teruggekromd. Ook zij eindigen in een scherpe punt. De bloemen geuren.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen