Kweek is een aan Tarwe nauw verwant lid van de Grassenfamilie.
Bloei
Van juni tot oktober bloeit het gras.
Leefplek
Alle bermen, weiden, tuinen, kwekerijen, ruderale losse grond en akkers worden door kweek als groeiplek benut. Alle grondsoorten en vooral de betere zijn geschikt.
Areaal
Komt voor in de gematigde streken van Europa. Voorts kosmopoliet in andere gematigde zones.
Naam
Al 4 eeuwen v. Chr. bestond de naam “Elymus” die gebruikt werd om een op “Gierst” gelijkend gewas aan te duiden. Later is die naam overgegaan op “Kweek”. Een als een lastig onkruid beschouwd gras dat een enorme groeikracht heeft en zich “kwiek = kwik = queck = levendig” uitbreidt voortkruipend (“repens”) met wortelstok en uitlopers bovengronds. Het oudere “Agropyron” komt van het Grieks “agros” en “puros” voor “akker, land” met “tarwe”.
Kenmerk
De wortelstok breidt zich in alle richtingen uit en wortelt op de knopen. Stukjes van die lange taaie witachtige uitlopers (Rhizomen) leveren weer nieuwe polvormende planten.
Het blad is breed, plat en dof en draagt verspreide lange haren. Het is zwak geribd en halverwege enigszins gedraaid. Aan de top van de bladschede staan twee spitse elkaar kruisende oortjes.
De bloeiwijze heeft iets van Engels raaigras. Het is een rechtop staande aarvorm met maar kleine aartjes (ca 1,5 cm). De aaras is heen en weer gebogen. De aartjes staan op de geledingen dwars ingeplant, aan weerszijden afwisselend maar niet in één vlak zoals bij Raaigras. De kelkkafjes zijn ongeveer even lang. Het lemma draagt soms een kafnaald (tot 1 cm). De naar buiten hangende helmknoppen zijn 3-6 mm lang.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen