Ook een lid van de zo gevarieerde Leliefamilie.
Bloei
Eind april begint de bloei met de bekende heerlijk geurende tros witte belletjes.
Leefplek
Oorspronkelijk door het hele land in uiteenlopende bosbegroeiing aanwezig. Ook veel uitgezet in tuinen en parken en van daaruit verwilderd. Het lelietje werd al in de 15e eeuw aangeplant. Voelt zich thuis op diverse bodemtypen en is weinig kieskeurig wat het vocht betreft.
Areaal
Geheel Europa en aangrenzende gebieden.
Naam
“Convallaria” wil ongeveer hetzelfde aangeven als “der dalen, valleien” en daarnaast duidt “majalis” nog de bloeitijd aan namelijk “van de maand mei”.
Kenmerk
Vrij lage overblijvende plant met kruipende vertakte wortelstok die aan de uiteinden bovengrondse spruiten geeft. Vormt zodoende hele velden. Meestal zijn er twee bladeren met één kortere driekante bloeistengel. Deze stengels omsluiten elkaar schedevormig. De bladeren hebben een elliptische vorm, vertonen een geringe doffe blauwzweem en zijn gladrandig met veel evenwijdige nerven. De stengels hebben een paarsrode voet met een gezamenlijke schede.
De 5-15 wijde klokvormige witte bloemen met hun kartelrandje hangen aan een steeltje met schutblaadje sierlijk boven elkaar, afwisselend links en rechts naar één zijde gericht. Soms zijn de bloemen iets roze. Ze verspreiden een vanouds geliefde geur en worden veel door vliegen bezocht. De vruchten worden pas glanzend rode bessen als de plant al aan het verdorren is. Ze zijn licht giftig.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen