De uitgebreide kosmopolitische Walstrofamilie omvat een aantal Walstro typen en ook het Bedstro, die alle eigenlijk vanwege hun bladstand apart ondergebracht zijn in de Sterbladigen onderfamilie. Het onderscheid tussen de diverse soorten is niet altijd gemakkelijk.
Bloei
In mei komt deze lage plant tot bloei.
Leefplek
Loofbossen met vooral beuk en liefst met wat vochtige kalkhoudende bodem bieden voldoende bescherming tegen de volle zon.
Areaal
Europa en aangrenzende gebieden in Aziƫ en Afrika. Als stinseplant ook op buitenplaatsen aangeplant en vandaar verwilderd.
Naam
De “Sterbladigen” familie geeft goed aan hoe de bladeren gerangschikt zijn. Wegens zijn geurigheid (“odoratum”) werd het bedstro gedroogd en als kussenvulling gebruikt voor kinderbedden. Die geurigheid bij verwelking berust op de aanwezigheid van het cumarine.
Het middeleeuwse Duitse “Wal” betekende ook “wiegje”.
Het Griekse “Gal(l)ion” was afgeleid van “Gala” en dat betekent “melk”. Volgens Dodonaeus werd het kruid gebruikt voor het stremmen van melk. De oude naam “Asperula” bevat het Latijnse “Asper” hetgeen “ruw” betekent en samenhangt met de vorm van de vruchtjes.
Kenmerk
De elliptische bladeren zijn in kransen van 6 of meer geplaatst. De iets vierkantige stengel (15-30 cm lang) en het blad zijn niet ruw behalve de rand van het 0,5 cm brede blad. De plant heeft een lange dunne wortelstok en vormt zo een overblijvende zode.
De witte bloemen hebben een onderstandig tweehokkig vruchtbeginsel en een vergroeidbladige kroonbuis met 4 slippen en 4 meeldraden. Insecten bezoeken deze bloemen graag vanwege de geurige nectar. De bloemen staan aan het einde van de stengels in een los bijscherm bijeen. De vruchtjes zijn flink stekelig en worden zo gemakkelijk verspreid.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen