De diverse Teunisbloemen horen thuis in de Teunisbloemfamilie. Door proeven met Teunisbloemen kon Hugo de Vries zijn Mutatietheorie opstellen. Er zijn nu veel kweekvormen. De overerving is gecompliceerd gebleken.
Bloei
Vanaf juni gaan de bloemen ’s avonds zichtbaar snel open. “Nachtkerze” vanwege lichtend beeld in UV-licht. Eigenaardig geurende bloemen. Nachtvlinders komen er op af.
Leefplek
Vooral op zandige open ruderale terreinen. Veel kweekvarianten in tuinen. Vooral in het duingebied komt de Kleine voor.
Areaal
Europa na invoer in de 17e eeuw vanuit N. Amerika (“Evening primrose”). Als groente gebruikte penwortel.
Naam
De (St.) Teunisbloem is genoemd naar de H. Antonius. De verdere omschrijvingen zijn duidelijk.
Moeilijker is het met de wetenschappelijke naam “Oenothera”. Dit wordt ook wel als “onothera” geschreven en komt wellicht van het Griekse “oneiar” en dat betekent “verkwikkende spijs” en verwijst naar het gebruik als groente. Daarnaast duidt “biennis” op het “tweejarig” bestaan van de planten. De Grote heeft als toevoeging “erythrosepala” en dat staat voor “rode kelkbladen”. Tenslotte heeft de Kleine nog “parviflora” erbij gekregen en dat is “kleinbloemig”.
Kenmerk
De gemiddeld tweejarige plant vormt in het eerste jaar op een penwortel een dichte wortelrozet van gladde langwerpige tot lancetvormige bladeren. In het volgend voorjaar groeit hier de wat houtige lange behaarde soms vertakte stengel met verspreid staande bladeren uit. Verschillend lang naarmate de soort. Aan het einde van deze stengels ontstaan vele bij de Middelste Teunisbloem tegen de stengel gedrukte spoelvormige knoppen. Van onder naar boven zullen deze zich ontvouwen met citroengele grote bloembladen in viertallige bloemen (40-50 mm). De 8 meeldraden dragen draderig samenhangend stuifmeel. Er is onder de zeer lange kelkbuis een onderstandig vruchtbeginsel zichtbaar dat direct aan de stengel zit. De bloemen sluiten de volgende dag alweer. De zaaddozen bevatten veel klein oliehoudend zaad (linoleenzuur), verhouten en gaan aan de top met 4 lobben open.
Bij de Grote Teunisbloem zijn de kelkbladeren roodachtig en er zitten rode knobbeltjes op stengel en vruchtbeginsel. De bloem kan tot 8 cm groot worden. De Kleine Teunisbloem heeft dicht opeen geplaatste iets getande bladeren, kleine bloemen tot 3 cm. De top hangt eerst om zich daarna voor de bloei geleidelijk op te richten. De plant zelf kan flink hoog worden.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen