De Mispel is een vertegenwoordiger van de Rozenfamilie.
Bloei
De kort durende bloei van de mispel vindt in mei/juni plaats.
Leefplek
Op lichte en iets beschutte plaatsen van open loofbos en aan bosranden of in heggen. Ook aangeplant voor fruitteelt of in siertuin.
Areaal
Heeft Europa vanuit Z.W. Aziƫ en M. Oosten bereikt. Dankzij de Grieken (ca. 700 v.Chr.) en later de Romeinen verder verbreid. Kwam vervolgens in de Middeleeuwen in Frankrijk en Duitsland en werd veel aangeplant. Verwilderde daar. In Z. Limburg en O. Twente in het wild.
Naam
“Mesos” is “midden, in het midden” en “pilos” is “haar, vilt van helm of hoed”. Een andere verklaring voor “Mespilus” verwijst naar de ronde vorm (bol=pilos) als zijnde een “halve bol”.
De toevoeging “germanica” geeft aan dat de boom “Duits” zou zijn, hetgeen veroorzaakt werd dankzij ruime verwildering in Duitsland vanuit kasteel- en kloostertuinen. Gebruikt voor veel geneeskundige doeleinden.
Kenmerk
De mispelboom kan tot 5 m hoog worden en breed uitgroeien. Zachte jonge behaarde takken en van enkele dorens voorziene gegroefde volwassen takken. Geen dorens bij kweekvormen.
De brede langwerpige donkergroene bladeren hebben een korte steel en een gave rand die aan de top iets fijn gezaagd is. Jonge twijgen en blad zijn zacht behaard. De onderzijde van het blad is grijs behaard.
Zoetgeurende bloei duurt maar kort. De roomwitte 5 bloemkroonbladen zijn afgerond of iets kartelig geplooid en ingesneden aan de top. Flinke alleenstaande bloemen (2,5-4 cm). Smalle puntige kelkbladen staan tussen de kroonbladen. Veel meeldraden.
Er wordt na zelfbestuiving uit het onderstandig vruchtbeginsel een afgerond bolvormige zachtbehaarde bronskleurige vrucht gevormd met aan de top een kransje van puntige verdroogde kelkbladen rond een diepe inzinking. Eetbaar maar wrang en melig en pas na maanden rijpen en gisting goed eetbaar. Vitaminerijk. Na nachtvorst oogsten.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen