Onderdeel van de grote Composietenfamilie. Er zijn verschillende ‘Sla’ soorten die alle rijkelijk melksap bevatten en samen met de Melkdistels dicht bij de Paardenbloemachtigen staan.
Bloei
In juni komen de kleine bloemkorfjes van de Muursla successievelijk tot opening. De Kompassla is een maandje later.
Leefplek
In bos en houtwal, langs muur en op ruderaal terrein of in oude stadstuin. Houden van wat kalk en humus in de bodem. Enige schaduw is wenselijk wegens het dunne blad maar ook weer niet teveel. Kompassla volgt de verstedelijking.
Areaal
Europa behalve het noorden. Er zijn vele soorten voor groente gekweekte Sla (Lactuca sativa). Nauwe verwantschap is er ook met Kompassla (Lactuca serriola), Gifsla (Lactuca virosa) en de blauw bloeiende Alpensla.
Naam
“Muursla” is een goede naam vanwege de voorliefde van de plant voor stenige bodems. Bij muren en er zelfs bovenop (“muralis”).
Het woord “Sla” is een verkorting van “Salade”. Dat is weer afgeleid van het Romeinse “insalata” oftewel “ingezouten”, samenhangend met de oude gewoonte tot bereiden en bewaren door in te zouten.
“Kompassla” heeft de eigenaardige eigenschap om de smalle lange bladeren in de verticale stand als op het kompas N-Z te draaien. Het is ook wel “Wilde Sla” genoemd. Het “serriola” betekent zoveel als “gezaagd”.
De geslachtsnaam “Lactuca” is afgeleid van het Latijnse “Lac” dat “melk” betekent. Het melksap in de plant is daar de oorzaak van.
Kenmerk
Overwintering vindt plaats in een bladrozet. De kale hoge Muursla is overblijvend, maakt een blauwgroene indruk en heeft een roodzweem aan stengel en bladnerf. De zacht aanvoelende bladen zijn diep ingesneden en getand met een driehoekige eindlob. De bovenste hebben een stengelomvattende voet.
De bloemen staan verspreid in een wijd vertakte pluim. In de hoofdjes (7-8 mm) zitten slechts 5 citroengele straalbloempjes omgeven door een sigaarvormig omwindsel. De donkere gesnavelde nootjes zitten in een stervorm en dragen een vruchtpluis zonder steel.
Kompassla ziet er uit als een hoge doorgeschoten slakrop. Typisch is de stekeltjes rij op de onderzijde van de middennerf van het lange stekelrandige diep gezaagde blad. Ook hier hebben in de losse piramidale pluim de kleine lichtgele hoofdjes (10-12 mm) alleen maar lintbloemen. Ze leveren veel zaad met langgesteeld ongeveerd vruchtpluis op.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen