De Steenbreekfamilie biedt onderdak aan deze twee plantjes.
Bloei
De bloei vindt vroeg in het voorjaar plaats voordat de groeiplaats geheel beschaduwd raakt.
Leefplek
Natte standplaatsen in bronbos in heuvelland en langs beek. De Verspreidbladige kan iets droger staan. Een koele omgeving met gelijkmatige temperatuur is voor de tere waterige plantjes vereist. Een lemige bodem eveneens. Schaduwplant.
Areaal
Gematigde zone van Europa en N. Amerika tot in het hoge noorden.
Naam
Het oud-Griekse “Chrysou” voor “goud” en het Latijnse “splenium” voor “pleister” hebben samen voor de naam gezorgd van de gouden plant met over elkaar liggende blaadjes.
Deze blaadjes (Latijn: “Folium” en Frans: “feuille”) “staan tegenover elkaar” (Engels: “opposite”) bij “oppositifolium”. Maar anders bij “alternifolium” staan ze “afwisselend en verspreid”. En het “veil” duidt dan de “op de grond liggende stengels” aan.
Kenmerk
Alle delen van deze lage overblijvende tere planten liggen als dakpannen over en op elkaar. De goudgele bloemen op het goudgele ronde blaadje en dat weer op de heldergroene oudere blaadjes. De niervormige blaadjes hebben een breed gekartelde rand. De gesteelde bladeren hebben vierkantige (P) of driekantige (V) sappige stengels. Dat alles plat op de grond en vaak zelfs in het water. De stengels zijn sterk vertakt en vormen zo hele kussens.
De tot een bekertje vergroeide kelk heeft 4 gespreide slippen en omvat 8 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel. Er is geen kroon en het geheel lijkt wat op de wolfsmelkbloei.
Het zaadje wordt door vallende waterdruppels uit het vruchtdoosje geslingerd (=spetterplant).
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen