Bekend lid van de Kruisbloemenfamilie en gastplant voor de oranjetip vlinder.
Bloei
Vooral het nogal eens massaal optreden maakt in het voorjaar vanaf april de bloei van deze aardige overblijvende plant zo aantrekkelijk.
Leefplek
Een vochtige voedselrijke standplaats is vereist in weide en moeras, langs greppels en in bermen en slootkanten in weinig bemeste extensief beheerde percelen.
Areaal
Koele en gematigde zone van het Noordelijk halfrond.
Naam
De komst van de Pinksterbloem als “weidebloem” (=“pratensis”) is natuurlijk niet zo vast aan Pinksteren gebonden vanwege het variëren van de Pinksterdagen in de voorjaarstijd.
Het “Cardamine” (al in het oud-Grieks “kardaminè”) houdt wellicht verband met “kardamon” dat in het Grieks “bittere” betekent en bij diverse veldkers familieleden overeenkomt met de smaakindruk.
Kenmerk
De wit, roze of meestal lila kruisbloemen zijn voldoende groot (12-18 mm) om op te vallen boven het groen van het gras. Later bleken de bloemen wat op. Het hart van de bloem is geel van het stuifmeel. De onderzijde van de gesloten bloem is ook wat geelachtig. De bloemen staan in een losse tros op lange stelen. Bij regen en ‘s nachts gaan de bloemen dicht en hangen. De iets afstaande vruchten zijn afgeplatte hauwen. De rijpe kleppen springen van onderaf open.
Pinksterbloem begint als een wortelrozet met daarop rechtop staande soms iets vertakte bloemstengels. De bladeren zijn geveerd met korte brede blaadjes en dan met iets grotere blaadjes aan de top. De bloeistengel is hol en draagt vaak enkele geveerde bladeren met smalle blaadjes.
Er zijn veel varianten. In veenmoeras gebieden is een vorm te vinden met iets grotere bloemen. De zijblaadjes zijn hier gesteeld en breken gemakkelijk af. Zij kunnen dan gaan wortelen en zo voor verspreiding zorg dragen. Een ongeslachtelijke voortplanting dus. Doeltreffend in natte gebieden waar zaad weinig kans op ontkiemen heeft.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen