De Prikneus is samen met de Koekoeksbloemen onderdeel van de Anjerfamilie. De naamgeving is chaotisch.
Bloei
De bloei vindt plaats vanaf mei tot einde zomer.
Leefplek
Overblijvende plant die meestal in het tweede jaar bloeit en in het derde jaar vaak al afsterft. Vermijdt natte standplaats. Liefst op droge stenige en zandige plekken. Ook in duingebied. Gekweekt vooral.
Areaal
Z. Europa is het stamgebied. Kosmopoliet geworden.
Naam
“Coronaria” (“Kroonachtig”) vanwege de bloemvorm. “Prikneus” vanwege vijf harde driehoekige uitsteeksels van de kroonblaadjes in de keel van de bloem. Het “tomentosa” is “viltachtig” vanwege de witte harige huid en bladeren.
“Lychnis” is afgeleid van het oud Griekse woord “luchnos” en dat betekent “fakkel”. Een “luchnia” is een “kandelaar”. Het heldere rood van de koekoeksbloem is de oorzaak.
“Silenen” moeten in de Griekse mythologie gezocht worden. Ze werden in verband gebracht met de god Bacchus. Later werden ze wel als dronken dikbuikige mannetjes beschreven.
Kenmerk
Wordt tot ongeveer 50-80 cm hoog vanuit een wortelrozet groeiend met vertakte stengels. Rozetbladen lang ovaal puntig en grijswit wollig viltig. Meest tegenoverstaand. Aan de stengels weinig bladen die ook nog wat kleiner zijn.
De kelk is iets buisvormig. De vijf kroonbladen sluiten aan en hebben een gave rand met een kleine inbochting in het midden. De bloemen volgen in een Fibonacci reeks elkaar op in ontwikkeling. Bloemen purperrood of wit met straalvormige middennerven vanuit de keel.
Zaait aan de bovenzijde van de eenhokkige vruchtdoos, die met vijf tanden opent, gemakkelijk uit.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen