De Reuzenbalsemien behoort tot de in Nederland mini-familie van de Balsemienen.
Bloei
De langdurige bloei duurt de nazomer en herfst door. Ongeveer de laatste bloeier in het jaar. Nectarleverancier.
Leefplek
Vochtige voedselrijke struwelen en beek- en rivieroevers. Verspreiding heeft veel door stromend water plaats gevonden.
Areaal
Deze balsemien is als sierplant uit Oost-Azië afkomstig en heeft zich in de 20e eeuw over vele werelddelen verspreid.
Naam
De “Reuzenbalsemien” is door het formaat van bloem en plant duidelijk “reus”. Vol geurkliertjes is de “balsem” ook duidelijk in “uit balsem vervaardigd” oftewel “Balsaminum”. En dat “klierdragend” is in het Latijn “glandulifera”.
De wetenschappelijke naam voor deze Springzaad leverancier is vanuit “de ongeduldige” vertaald tot “Impatiens”.
Kenmerk
Grove sappige geribde stengels zijn in slechts één jaar tot enorme metershoge planten uitgegroeid. Grove scherpgetande lancetvormige bladeren staan min of meer in kransen van drie. Ze verspringen per stengelknoop. De zaagtanden zijn rood gekleurd. Op blad en stengel komen klieren voor die vooral bij aanraking een typische zoete geur verspreiden.
De bloemen staan in losse pluimen. De meestal purperen, rozerode of zelden witte bekervormige bloemen zijn tweezijdig symmetrisch. Toch zijn ze uit 5 kroonbladen gevormd. Ze dragen een flink zakvormig spoor dat voorzien is van een teruggebogen staartje en gevormd wordt door een kelkblad in de kleur van de kroon. De andere 2 kelkblaadjes zijn klein en groenig. De 5 meeldraden en stamper zijn kort.
Alleen hommels kunnen in het spoor bij de nectar komen. De peervormige vruchtdoos staat in een hoek aan de steel en springt in nog groene staat al bij lichte aanraking open met 5 kleppen die oprollen. Het zaad wordt weggeslingerd en de zaadspil blijft staan. Vandaar dan ook de veel gebruikte naam “Springbalsemien”.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen