De Roggelelie en de Kraallelie behoren tot het Leliegeslacht en daarmee tot de grote Leliefamilie.
Bloei
De bloei van de Roggelelie en de Kraallelie vindt in het begin van de zomer plaats.
Leefplek
Op stenige bossige hellingen en vroeger als zoomplant langs oppervlakkig geploegde roggeakkers. Vanuit de natuur werd de Roggelelie in de boerentuinen geplant. Kan niet tegen vochtstagnatie maar ook niet tegen uitdroging.
Areaal
M. en Z. Europese bergweiden en struwelen.
Naam
De vroegere groeiplaats op roggeakkers is wel de oorzaak van de naam “Roggelelie”. De oranje bloemen zorgden voor de naam “Oranjelelie”. Het latere voorkomen in tuinen van boerenerven heeft de naam “Boerenlelie” tot gevolg gehad.
Het Griekse “Leirion” en het daarvan afgeleide Latijnse “Lilium” zijn de bron van ons woord “Lelie”.
De soortnaam “bulbiferum” betekent zoveel als “bolletjes dragend” en is veroorzaakt door broedbolletjes die in de bladoksels ontstaan (Lilium bulbiferum ssp bulbiferum). Vandaar dan ook de naam “Kraallelie”. De variëteit (Lilium bulbiferum ssp.croceum) draagt geen broedbolletjes.
Kenmerk
Diepliggend bolgewas waaruit een hoge (0,5 tot 1 m) stevige groene stengel rechtopstaand groeit. Deze stengel is sterk bebladerd. Verspreid staande lancetvormige bladeren met 3-7 nerven. Ze zijn heldergroen en hebben een wat behaarde rand. In de bladoksels ontstaan bij de Kraallelie eerst groene en later blauwzwart gekleurde broedbolletjes die na afvallen in 2-3 jaar nieuwe bollen en planten kunnen vormen en zo zorgen voor een ongeslachtelijke voortplanting. Er worden naast de ondergrondse stengel boven de bol veel stengelwortels en ook nieuwe broedbolletjes gevormd. De eivormige brede naakte bol zelf bestaat uit een aantal witte losse rokken die dakpansgewijs aanliggen en een aantal jaren functioneren.
Grote oranje tot oranjerode opgerichte bloemen (tot 10 cm) in de top van de stengel. De klokvormig opengevouwen leliebloem bestaat uit 2 stel van meestal 3 bloemdekbladen. Vaak zijn er bruine stippels in lijnen gerangschikt op de geopende bloembladen. In de versmalde bladvoet is nectar aanwezig. Er zijn slechts enkele bloemen per plant (3-5 in een schermvormige tros).
De 6 langwerpige roodbruine helmknoppen staan op halflange meeldraden. Hiertussen bevindt zich de drielobbige stempel op iets langere stijl. Er wordt een driehokkige vruchtdoos gevormd die met 3 kleppen opent. De bloemen zijn reukloos.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen