Guichelheil rekent men onder de Sleutelbloemfamilie.
Bloei
In juni openen zich de kleine bloemen van deze liggende planten. Alleen bij zonneschijn en enkel tussen 7 en 14 uur. Bij bewolking en regenweer blijven de bloemen gesloten (barometer).
Leefplek
Zandige bodems van akker, tuin, rivierduin, plantsoen, park en berm kunnen dit éénjarige Rode plantje herbergen.
Het overblijvende Teer Guichelheil daarentegen heeft vochtige moerassige grond nodig van heide of duinpan.
Areaal
Rood Guichelheil is een kosmopoliet geworden terwijl Teer Guichelheil slechts Atlantisch is gebleven.
Naam
Het kruid (in het Vlaams voorheen “Guychelheyl”) werd van oudsher gebruikt bij de behandeling van mensen die “beguicheld” waren. Een term die vooral in Vlaanderen in gebruik was om een “zot” of “nar” aan te duiden. In het Duits heet het kruid “Gauchheyll” en in het Engels “Scarlet Pimpernel” (Frans: “pimpernelle” of “piprenelle” van het Latijnse “piperinella” waarbij “piperinus” wel “peperachtig” bedoelt).
De wetenschappelijke naam “Anagallis” is al heel oud maar de betekenis ervan is duister. Mogelijk is het afgeleid van het Griekse “ana” dat “op” betekent en daarbij het werkwoord “agalló” waarmee “versieren, pronken” bedoeld wordt.
De toevoeging “arvensis” heeft betrekking op de groeiplaats “die van de akker” en “tenella” is een verkleinwoord van “tenus” en betekent inderdaad “erg teer”.
Kenmerk
De vierkante stengel van Rood Guichelheil draagt vaak tegenoverstaande ongesteelde eironde bladeren.
In de oksel komen lange bloemstengels met daaraan de alleenstaande oranjerode of zelden blauwe bloempjes. De bloem heeft 4 of 5 smalle puntige kelkblaadjes en bijna ronde kroonbladen en evenveel meeldraden.
De bovenstandige vrucht is een doosje waarvan het kapje bij rijpheid afvalt.
Bij Teer Guichelheil zijn de stengels heel dun. Het blad is eirond en veel talrijker. De bleekroze bloemen zijn wat groter.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen