De groep van zeven balsemkruiden met daarbij de Rozemarijn wordt tot de Lipbloemen gerekend.
Bloei
De geurige bloemen komen in mei en juni. Vaak hele seizoen bloeiend.
Leefplek
Tuinen met zandige en lemige grond.
Areaal
Afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. Verdraagt droogte en hitte en heeft nog altijd een voorkeur voor zeegebieden.
Naam
De naam van deze plant bestaat uit twee delen te weten “Ros” met de betekenis “Dauw” of “Dauwdruppel” en “marinus” of “maris” dat “uit de zee gekomen” betekent.
De vermelding “officinalis” maakt daarbij duidelijk dat de plant al heel lang “uit de apotheek” komt. Als geneesmiddel in de vorm van olie of balsem en als keukenkruid (verse of gedroogde blaadjes) in gebruik. Al in Egypte werden takjes als grafgift meegegeven. Ook werden er kransen van gevlochten. Als geurig kruid is er dankzij de kampferachtige harsen een plaats als verfrisser in het huishouden. Ook voor cosmetica in gebruik.
Kenmerk
Wintergroene, matig winterharde tot 1 m hoge of hogere wat houtige plant. De langwerpige blauwgroene leerachtige blaadjes zijn iets naar achteren omgekruld en puntig. Gedroogd lijken de blaadjes wat op dennennaalden. Ze staan kruisgewijs bijna in schijnkransen rond de stengels. De bovenzijde is glanzend en de onderzijde iets wit viltig.
De lila-blauwe of witte lipbloemen zijn vrij klein en staan in de bladoksels. Er zijn dikwijls maar twee meeldraden i.p.v. vier. Samen met de stamper steken ze met een grote boog naar boven uit de bloemkroon. De onderlip is lepelvormig en vertoont donkerder vlekjes. De twee zijlippen en de bovenlip staan rechtuit. De bloem heeft iets orchidee-achtigs.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen