Het Rozenkransje is een Composiet. Er is een aantal nauwe verwanten in toendra en berggebieden en daarnaast ook het Prachtrozenkransje en de Edelweiss.
Bloei
In mei begint de bloei van de bloemkorfjes.
Leefplek
Droge heide en duingrond van de kust en de eilanden. Ook grasland en kalkrijke hellingen. Het Prachtrozenkransje is een kweekproduct met N. Amerika als oorsprongsland. Het is hier uit tuinen verwilderd geraakt.
Areaal
Geheel Europa tot in het hoge noorden. Toendra planten van oorsprong.
Naam
De vorm van de bloeiwijze heeft bijgedragen tot de naamvorming. De naam ”Antennaria” komt zo ook voort uit de vorm van de plant als een mast met een “ra” (antenne). Daarbij wordt dan nog “dioica” gevoegd omdat de plant “tweehuizig” is. Het oud Griekse “Anaphainó” dat “omhoog houden, laten schijnen” betekent heeft wel betrekking op de bos witte bloemen in een vertakt schermpje op de top van de stengels.
Kenmerk
Een zodevormende overblijvende plant die laag blijvende bloemstengels vanuit een bladrozet draagt. De bladonderzijde is wit viltig. Het blad heeft een lepelvorm. Aan de viltige stengels zijn de bladeren smaller en spitser. De rozet vormt uitloperstengels die zich met wortels vastzetten. Ze vormen zo hele matten.
De Rozenkransjes zijn tweehuizig. De kleine kluwens van roze bloemen komen op vrouwelijke planten voor aan het einde van de rechtop staande stengels. De manlijke bloemen zijn wit.
De hoofdjes (tot 12 mm) bevatten enkel buisbloemen gevat in een droogvliezig omwindsel, dat er uitziet als pseudo-straalbloemen.
Het Prachtrozenkransje (Anaphalis margaritacea) heeft geelachtige buisbloemen in veel witte vliezige omwindselbladen. Het blad is veel langer en lancetvormig. Ook is het witwollig behaard. Het is hier vooral een tuinplant.
Net als de Edelweiss (Leontopodium alpinum) welbekend uit het Alpengebied. Soms in tuinen.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen